een enkel ogenblik 1
De weg te beginnen vraagt één enkel ogenblik. Het is het ogenblik dat Paulus bedoelt als hij zegt: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden. In een punt des tijds, in een ogenblik.
Wat Paulus met de aanduiding 'wij zullen wel niet allen ontslapen, bedoelt zal slaan op Ps 13:4 dat luidt:... 'Mijn God verlicht mijn ogen, opdat ik in de dood niet ontslape'.
De zelfverandering die door wilsomkeer plaatsvindt leidt niet bij een ieder direct tot de overwinning van de dood maar wel uiteindelijk tot het gevolg ervan. Want niet sterven in de dood betekent: in het bewustzijn te ervaren dat de dood het leven niet vermag te onderbreken, zodat een mens daardoor het eeuwige leven zal kennen.
In Ezra is sprake van de bouw van de tempel en de aanduiding dat ons een nagel gegeven is ter ontkoming duidt op het bouwen in ons lichaam, dwz in onze ziel aan de tempel die wij zelf moeten worden. Niet alleen Jezus spreekt over de tempel van zijn lichaam maar ook Paulus: Weet gij niet dat ge Gods tempel zijt?
Deze tempelbouw duidt niet op een eigen persoonlijk tempeltje maar betreft het bouwen aan de verborgen tempel der mensheid, waaraan ieder mensenkind een steentje kan bijdragen.
Het feit dat een mens werkelijk deze weg kiest, het begin zijner zelfverandering, wordt als een genade en redding beschouwd en tegelijkertijd als een innerlijke noodwendigheid die de enige mogelijkheid is uit de doolhof van de wereldintrige te geraken en deel te krijgen aan de harmonie van het geheel, de niet te verstoren eenheid van het licht van de geest.
Hij moge dan aanvankelijk nog zo vervreemd zijn van zijn oorsprong hoewel zijn eigen leven er in geworteld is, naarmate hij meer de duisternis der innerlijke onbewustheid met de vastberadenheid van zijn besluit en de volharding van zijn vernieuwend geloof tegemoet gaat, zal hij des te zekerder de bres doorbreken in de afgescheidenheid van het dodelijk bestaan.
Op die weg komen wij op een wijze die niet misverstaan kan worden tot de erkenning dat wij het zelf zijn die ons in deze zo vaak beschimpte kwalijke toestand gebracht hebben. In dat geval houdt ieder zelfbeklag op en redt de mens zich uit de vernederende verstikking van zijn zelfmedelijden.
Het is de gouden nagel van onze geestesvonk die ons hier de weg doet herkennen. Alle bijgeloof dat het andere machten en krachten zijn die ons parten gespeeld hebben of ons willen vernietigen, lost op. Wij deden en doen het alles zelf en houden door ons liefdeloze oordeel situaties in stand die altijd weer de kiem der vernietiging en wanorde in zich dragen.
Wij zijn het zelf die toelaten dat wij tot slaaf en onderhorige gemaakt worden. Wij zijn het die ons met een lichaam bekleed hebben dat wemelt van angsten die wijzelf in onze verbeelding en denken vorm gaven. De wereld is vergiftigd met angst en de oorzaak daarvan is dat ieder mensenkind het zijne ertoe bijdraagt.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Wat Paulus met de aanduiding 'wij zullen wel niet allen ontslapen, bedoelt zal slaan op Ps 13:4 dat luidt:... 'Mijn God verlicht mijn ogen, opdat ik in de dood niet ontslape'.
De zelfverandering die door wilsomkeer plaatsvindt leidt niet bij een ieder direct tot de overwinning van de dood maar wel uiteindelijk tot het gevolg ervan. Want niet sterven in de dood betekent: in het bewustzijn te ervaren dat de dood het leven niet vermag te onderbreken, zodat een mens daardoor het eeuwige leven zal kennen.
In Ezra is sprake van de bouw van de tempel en de aanduiding dat ons een nagel gegeven is ter ontkoming duidt op het bouwen in ons lichaam, dwz in onze ziel aan de tempel die wij zelf moeten worden. Niet alleen Jezus spreekt over de tempel van zijn lichaam maar ook Paulus: Weet gij niet dat ge Gods tempel zijt?
Deze tempelbouw duidt niet op een eigen persoonlijk tempeltje maar betreft het bouwen aan de verborgen tempel der mensheid, waaraan ieder mensenkind een steentje kan bijdragen.
Het feit dat een mens werkelijk deze weg kiest, het begin zijner zelfverandering, wordt als een genade en redding beschouwd en tegelijkertijd als een innerlijke noodwendigheid die de enige mogelijkheid is uit de doolhof van de wereldintrige te geraken en deel te krijgen aan de harmonie van het geheel, de niet te verstoren eenheid van het licht van de geest.
Hij moge dan aanvankelijk nog zo vervreemd zijn van zijn oorsprong hoewel zijn eigen leven er in geworteld is, naarmate hij meer de duisternis der innerlijke onbewustheid met de vastberadenheid van zijn besluit en de volharding van zijn vernieuwend geloof tegemoet gaat, zal hij des te zekerder de bres doorbreken in de afgescheidenheid van het dodelijk bestaan.
Op die weg komen wij op een wijze die niet misverstaan kan worden tot de erkenning dat wij het zelf zijn die ons in deze zo vaak beschimpte kwalijke toestand gebracht hebben. In dat geval houdt ieder zelfbeklag op en redt de mens zich uit de vernederende verstikking van zijn zelfmedelijden.
Het is de gouden nagel van onze geestesvonk die ons hier de weg doet herkennen. Alle bijgeloof dat het andere machten en krachten zijn die ons parten gespeeld hebben of ons willen vernietigen, lost op. Wij deden en doen het alles zelf en houden door ons liefdeloze oordeel situaties in stand die altijd weer de kiem der vernietiging en wanorde in zich dragen.
Wij zijn het zelf die toelaten dat wij tot slaaf en onderhorige gemaakt worden. Wij zijn het die ons met een lichaam bekleed hebben dat wemelt van angsten die wijzelf in onze verbeelding en denken vorm gaven. De wereld is vergiftigd met angst en de oorzaak daarvan is dat ieder mensenkind het zijne ertoe bijdraagt.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties