het Oog
Zij zeiden tot Hem: Zeg ons, wie Gij zijt, opdat wij in u mogen geloven. Hij zeide tot hen: Gij onderkent het aangezicht van de hemel en de aarde en hem die voor u staat, hebt gij niet gekend, en dit ogenblik weet gij niet te onderkennen. O Heer, zeg mij wie ge zijt en ik zal u nergens meer mee lastig vallen. Maak dat we u herkennen en onderscheiden kunnen en onderkennen die hemelzang die er van u uitgaat, uw verlosser en uw dichterschap. Het moet de discipelen vertwijfeld gemaakt hebben als Hij hun aanzag en verzuchtte: Ge onderkent het aangezicht van hemel en aarde, maar dit ogenblik waarin Ik voor u sta, ziet ge niet. Ge ziet het ogenblik niet en daardoor Mij niet? Want Hij is in het ogenblik. Hemel en aarde gaan voorbij. De mensengeslachten, zwaar beladen met leed en overdekt met wonden, komen op en verdwijnen als machtige golven op de oceaan des levens. Waarom gaan al die miljoenen aan het ogenblik voorbij? Waarom herkennen ze niet het oog van het ogenblik? Zijn de mensen bang dat...