de bedelaar
Tegenover de ingang van de chique club zat een bedelaar op de grond met een vuile jutezak over zich heen, zijn samenklittende haar zat vol stof. Op sommige dagen, als ik langskwam, lag hij plat op de grond, zijn hoofd in het stof, zijn naakte lichaam bedekt met de gonjezak; op andere dagen zat hij bewegingloos overeind, kijkend zonder te zien, onder de reusachtige tropische bomen. Op een avond was er groot feest op de club; alle ramen waren helverlicht en glanzende luxeauto's vol lachende gasten reden feestelijk claxonnerend voor. De lucht was vervuld van lichte muziek die luid en vrolijk naar buiten klonk. Politie-escorte stond bij de ingang, waar een mensenmenigte zich verzameld had om de welgedane, modieus geklede gasten in hun wagens te zien voorrijden. De bedelaar had dit hele toneel de rug toegekeerd. Een man bood hem iets te eten aan, een andere een sigaret, maar zonder een spier te vertrekken of iets te zeggen weigerde hij beide. Hij lag daar al dagenlang te sterven en ...