21-8-61 Het is
Het is opnieuw een heldere, zonnige dag geweest, met lange schaduwen en glinsterende bladeren; de bergen waren sereen, massief en dichtbij; de hemel was ongewoon blauw, vlekkeloos en zacht. De aarde was vol schaduwen; het was een morgen voor schaduwen, voor kleine en grote, voor lange schrale en dikke verzadigde, voor plompe huiselijke en voor blije beweeglijke schaduwen. De nokken van de daken van boerderijen en chalets, de nieuwe zowel als de oude, glansden als gepolijst marmer. Er leek een grote juichende vreugde te heersen onder de bomen en de weiden; ze bestonden voor elkaar en boven hen was de hemel, niet de door de mens bedachte hemel met zijn kwellingen en hoop. Er was leven, eindeloos, groots, pulserend, dat zich uitstrekte in alle richtingen. Het was leven dat altijd jong en altijd gevaarlijk is; leven dat nooit op één plaats bleef, dat over de aarde rondzwierf, ongebonden, zonder ooit een spoor achter te laten, zonder ergens aan te kloppen of om iets te vragen. Het wa