31-1-62 de weg
Het was een heldere, wolkeloze avond, de rook ging recht omhoog de lucht in, er was geen zuchtje wind en op de weg zag je de mensen, het kantoorpersoneel dat bij duizenden tegelijk op de fiets naar huis ging. Het was behoorlijk fris en sommige fietsers hadden wollen handschoenen aan, de moeheid stond hen op het gezicht en ze verlangden ernaar weer thuis te komen. Aan beide kanten van de weg was woest, ongecultiveerd terrein met rotsen, doornige struiken en paadjes voor het vee. Het was een heerlijke avond en daar waar de aarde de hemel raakte was het wolkeloos helder en van een grote schoonheid vervuld. In deze wildernis wordt een nieuw park aangelegd, een rotstuin met bloemen, cactussen, open groene gazons met slootjes met stromend water ertussen. Grote groepen schoolmeisjes zongen en joelden, ze stapten ervandoor als soldaten, ze waren niet vrolijk, maar rumoerig. En de zon ging onder als een grote, brede oranje ballon, in stralende pracht en alleen. Het is vreemd