27-8-61 sfeertekening
Samengevloeid met andere kleine beken slingerde de rivier zich luidruchtig door het dal en het gebabbel was nooit eender. Ze had haar eigen stemmingen, maar was nooit onaangenaam, had nooit een boze bui. De kleintjes hadden een scherpere klank, er waren meer keien en rotsen; ze hadden stille gedeelten in de schaduw, ondiep, met dansende schaduwen en 's nachts klonken ze heel anders, zacht, teder en aarzelend. Ze stroomden omlaag door verschillende dalen, uit verschillende bronnen, de een veel verder weg dan de ander; de een van een gletscher en van een bochtige waterval en de ander moest van een bron komen die te ver weg was om naar toe te lopen. Ze voegden zich allebei bij de grotere rivier, die een diepe, rustige toon had en waardiger, breder en sneller was. Alledrie waren ze met bomen omzoomd en de lange, golvende lijn bomen liet zien waar deze rivieren vandaan kwamen en waarheen ze gingen; zij waren de bewoners van de dalen en ieder ander was een vreemdeling, met inbegrip...