Goddelijk
Jezus zeide: Waar er drie goden zijn, zijn zij goden; waar er twee zijn of een, ben ik met hen. Goden waren die mensen waaraan Gods woord was geschied. Dit is een gebeurtenis waarin de mens het stempel Gods ontvangt, geïmpregneerd wordt met de goddelijke naam, waardoor hij wordt tot een levende ziel. Dit brandmerk, eens ontvangen, kan hij nooit meer verliezen en stelt hem in staat het eeuwige leven van het vergankelijke te onderscheiden. De mens is geen god. Hij is nooit god en zal dit ook niet kunnen zijn. Ook indien de levende God in hem geboren is, is zijn leven toch een voortdurend 'stirb und werde' Hij leeft de dood en sterft het leven. Juist daaruit komt de onuitsprekelijke vreugde van het verlossende leven voort. Indien iemand zich als een god gevoelen zou, zou hij geen iemand meer zijn. Hij zou dus iets geworden zijn dat niet meer aanwijsbaar is. Dat betekent in de ogen van allen en iedereen dat hij niets meer is. Zo in de zin van Henoch: hij wandelde met God en was nie