de keuze uit roman de Golem
Dan loste de duisternis mijn kamer op in een oneindig lege ruimte, in welks midden ik me op mijn leunstoel gezeten wist, voor mij weer de grauwe schim met de arm uitgestrekt. En toen ik de ogen opsloeg, stonden in twee elkaar snijdende kringen die een acht vormden, vreemde wezens om ons heen. Die van de ene kring gehuld in gewaden met violette glans, die van de andere in roodachtig zwart. Mensen van een vreemd ras, van lange, onnatuurlijk tengere bouw, het gezicht verborgen achter glanzende doeken. Het bonzen van het hart in mijn borst zei me, dat het tijdstip van de beslissing was aangebroken. Mijn vingers strekten zich naar de korrels - en toen zag ik, dat een siddering door de gestalten van de roodachtige kring voer. Moest ik de korrels afwijzen? Dan beving de siddering de blauwachtige kring - ik keek de man zonder hoofd scherp aan; daar stond hij - in dezelfde houding: onbeweeglijk als tevoren. Zelfs zijn ademen was opgehouden. Ik hief mijn arm op, wist nog steeds niet,...