het pelgrimspad
Het had 's nachts geregend en de fris geurende aarde was nog vochtig. Het pad liep van de rivier af tussen oeroude bomen en mangobosjes door. Het was een pelgrimsweg die vele duizenden hadden betreden, want het was een traditie van al meer dan twintig eeuwen dat elke rechtgeaarde pelgrim dit pad moest volgen. Maar voor pelgrims was het niet de goede tijd van het jaar en deze morgen liepen er alleen de mensen uit het dorp. Ze boden een fraai schouwspel, in hun bontgekleurde kleding, met de zon achter zich en met vrachten hooi, groenten en brandhout op hun hoofd; ze liepen gracieus en waardig, ze lachten en praatten over dorpsaangelegenheden. Zover het oog reikte lagen aan weerskanten van het pad groene akkers met winterkoren, met brede stroken met erwten en andere groenten voor de markt. Het was een heerlijke morgen, de hemel was helderblauw en het land was rijkgezegend. De aarde was een en al leven, overvloedig, weelderig en geheiligd. Dit was niet het geheiligde van iets dat...