Posts

Posts uit april 22, 2012 tonen

3-2-62 de vrouw

Er liep een vrouw op de weg, armoedig en vuil, dagenlang niet gewassen, donkerbruin gebrand door de zon, slecht gevoed. Ze droeg sierbandjes om de enkels en leek zich totaal niet bewust van wat er om haar heen gebeurde. Ze was fleurig gekleed, maar wat ze droeg was gescheurd en slordig versteld. Ze was als zo vele anderen op die weg, afgemat door het werk en het op de wereld zetten van kinderen, maar ze stak met kop en schouders boven de rest uit en liep helemaal alleen. Ze hield zich erg recht, met een uitzonderlijke waardigheid en met die typische onverschilligheid die uit ellende of uit vreugde voortkomt. Ze keek recht voor zich uit, de blik gericht op onbestemde verten. Ze moest alles hebben verloren, niet pas, maar heel lang geleden al en nu zat ze daar nog steeds door in de put. Niets zou haar er ooit uit kunnen halen, geen nieuwe baan en geen andere man. Ze droeg op haar hoofd iets dat in een niet al te schone lap gewikkeld was en dat ze met één hand vasthield, terwijl de ander

over het kwaad

Afbeelding
Toch wel n interessant thema het kwaad, wat is het kwaad, wat is de betekenis van het kwaad? Komt niet juist het waarlijk Goede vrij door het kwaad, komt niet juist daardoor inzicht vrij en begrip in confrontatie met t kwaad? Uiteindelijk is t illusie zal het weer verdwijnen als t zijn functie vervuld heeft. De Waarheid blijft over, het Licht blijft over de Liefde blijft over. Heb r nog s verder naar gekeken van waaruit mensen handelen, want er zijn hierin natuurlijk nog allerlei stadia. In eerste instantie is er niet zo'n gespletenheid in uitdrukking van wat wij kwaad noemen, het is een soort natuurlijke reactie, een soort dierlijke reactie zonder veel bewustzijn. Dat is als een ziel nog heel jong is, die leeft zich uit, en komt zo tot bepaalde ontdekkingen eventueel tot bezinning. Er zijn allerlei emoties die zich gewoon uit willen leven, nog beleefd willen worden. Daarin zal dan ook nog niet zo snel een Geweten spreken, dat moet dan eigenlijk nog geïnternaliseerd worden

2-2-62 het licht

Het was een prachtige dag geweest, één en al licht en diepe schaduwen. Het was een licht dat doordrong tot in de verste uithoeken en tot op de meest verborgen plaatsen. Zelfs op open terrein had het dat indringende karakter dat je de andere kant van de bladeren en zelfs bijna de achterkant van de boomstam liet zien. Het legde je gevoelens en je gedachten bloot, als je het zijn gang liet gaan en zelfs als je er niets aan gelegen was, als het je onverschillig liet, deed het de grenzen van je denken oplichten, wat je toch even in verrukking bracht. Als je ervoor openstond, trok het de onverkende gebieden van je geest binnen, waar je nooit geweest was, al had je soms aarzelend aan de grenzen ervan gestaan, maar nu zag je ze in hun totaliteit, zonder een enkele schaduw waarin iets zich kon verbergen. Er was geen plek meer geheim. je was verrast, open, kwetsbaar. Alles was ongerept. Elk blaadje glansde van licht en alle vogels waren in de tuin, de kleine en de grote, de veelkleurige en

2-2-62 de grote wolk

Tegen de avond waren er aan de horizon enorme wolken. Eén was er heel grillig van vorm, ze had geen kleur, ze was wit en tegen die witte achtergrond beschreven vier gieren cirkels in de lucht, zonder een enkele beweging van hun vleugels. Eén ervan wilde niet buiten het midden van die enorm grote wolk gaan; hij cirkelde eindeloos rond, maar wilde niet buiten de grenzen gaan die hij zichzelf gesteld had. Hij bleef daar maar, twintig minuten. De anderen trokken verder, maar die in het midden bleef nog. Het ging met zoveel gemak, het was een moeiteloos bewegen in alle vrijheid. Je bleef ernaar kijken zolang het duurde, die donkere vogel tegen die enorm witte wolk. Er waren er veel in de lucht, die zonovergoten middag, maar deze ene hield je aandacht gevangen. Je was daar in die tuin, maar je was datgene dat daar moeiteloos rondvloog, met die indrukwekkende wolk op de achtergrond. Je was alles en toch niets. Omdat je niets was, was je alles. Later op de avond was die immense wolk zacht

geven om het leven

Afbeelding
Liefdekracht is uiteindelijk de allergrootste Kracht omdat als je daar ruimte aan gegeven hebt in jezelf, je daardoor vervuld bent. Dan is alles tot vervulling gekomen. Daarin voel je jezelf gedragen. Daarin ben je All-een geworden en dus nooit meer eenzaam en verlaten. En juist omdat je All-een bent, voel je, je verbonden en een, voel je die Liefde voor alles en iedereen zonder onderscheid. Alles is dan Vrij, dus alles kan zich dan ook in Vrijheid openbaren. Niets hoeft hierin te gebeuren dus je bent ook vrij van resultaat. Geen teleurstellingen, geen iets willen versnellen. Je Bent dan gewoon die je bent, en doet wat t moment vraagt. Elk moment vraagt weer iets nieuws en in afstemming daarop Weet je precies wat dit is. Het dienen vanuit de Kracht, je leven totaal in het kader stellen van je medemens is een fase in de ontwikkeling. Voordat die fase aangebroken is, kan het een valstrik zijn, een verschuilen achter. Zovele mensen stellen hun leven dienstbaar op, steeds maar hel

31-1-62 de weg

Het was een heldere, wolkeloze avond, de rook ging recht omhoog de lucht in, er was geen zuchtje wind en op de weg zag je de mensen, het kantoorpersoneel dat bij duizenden tegelijk op de fiets naar huis ging. Het was behoorlijk fris en sommige fietsers hadden wollen handschoenen aan, de moeheid stond hen op het gezicht en ze verlangden ernaar weer thuis te komen. Aan beide kanten van de weg was woest, ongecultiveerd terrein met rotsen, doornige struiken en paadjes voor het vee. Het was een heerlijke avond en daar waar de aarde de hemel raakte was het wolkeloos helder en van een grote schoonheid vervuld. In deze wildernis wordt een nieuw park aangelegd, een rotstuin met bloemen, cactussen, open groene gazons met slootjes met stromend water ertussen. Grote groepen schoolmeisjes zongen en joelden, ze stapten ervandoor als soldaten, ze waren niet vrolijk, maar rumoerig. En de zon ging onder als een grote, brede oranje ballon, in stralende pracht en alleen. Het is vreemd om alleen te z

30-1-62 mist

Er hing een dichte mist die morgen. Je kon de overkant van de weg niet zien, je zag ook de hoge, kale boom niet, niet zo min als zijn tere takken. De bladeren dropen van de dauw en de enkele gele viooltjes bogen diep onder het gewicht ervan. Het gebruikelijke geronk van vliegtuigmotoren ontbrak, ze konden niet vertrekken bij deze deze dichte mist. De vogels waren stil, alleen de kraaien waren op pad, laag vliegend, op zoek naar voedsel. Straks zou de zon tevoorschijn komen en dan zouden de schaduwen verschijnen, de zware en de lichte. Maar alles bleef verborgen in de mist die morgen. Het vuil, de schoonheid, de blauwe hemel en de verwelkende roos. De mensen aan de andere kant van de weg huiverden in hun smerige vodden, ze hielden de armen over de borst geklemd, in afwachting van de zon, er huilde een baby. En langzaam, aarzelend, kwam de zon tevoorschijn, tot een mistbank haar weer verborg. Maar al gauw was alle mist verdwenen en was daar de blauwe ochtendhemel. Het was het blauw van