twee vrouwen
Het begon warm te worden, tegen de middag zou het zeker heel heet zijn. Al jarenlang was er te weinig regen gevallen. De aarde was uitgedroogd en gebarsten, de weinige bomen waren met bruin stof bedekt en zelfs ochtenddauw ontbrak. Genadeloos scheen de zon dag na dag, maand in maand uit en het onzekere regenseizoen was nog veraf. Er kwamen een paar geiten de heuvel op onder de hoede van een jonge jongen. Hij was verwonderd hier iemand tegen te komen, maar gllimlachte niet en liep met een ernstige uitdrukking op zijn gezicht achter de geiten aan. Het was een verlaten oord en er hing de stilte van komende grote hitte. Twee vrouwen kwamen het pad afgelopen met brandhout op het hoofd. De ene was al oud, de andere heel jong; de last die ze droegen leek vrij zwaar te zijn. Op het hoofd, beschermd door een rol opgevouwen stof, droegen ze beiden een lange bos met een groene twijg samengebonden droge takken, die ze met een hand in evenwicht hielden. Vrij en licht bewogen hun lichamen, ter...