onwetendheid
Het was een mooie avond. Achter de rijstvelden was de lucht vlammend rood en de hoge, slanke palmen wiegden op de wind. Een autobus vol mensen klom met veel lawaai de kleine heuvel op; de rivier slingerde zich om die heuvel heen op haar weg naar de zee. Het vee was vetgemest, er was een weelderige plantengroei met een overvloed van bloemen. Mollige jongetjes speelden op een veldje en de meisjes keken met verwonderde blik toe. Dichtbij was een klein heiligdom waar iemand voor het beeld een lamp aanstak. In een alleenstaand huis werden de avondgebeden opgezegd; de kamer was verlicht door een niet erg helder brandende lamp. De hele familie had zich daar verzameld en het zag ernaar uit dat ze allemaal met genoegen hun gebeden zegden. Midden op de weg lag een hond in diepe slaap en een fietser reed eromheen. Het begon nu donker te worden en de vuurvliegjes verlichtten de gezichten van de mensen die zwijgend voorbij liepen. Eén raakte er verward in het haar van een vrouw en deed haar hoo...