op de heuvel
Het uitzicht vanaf de heuveltop was niet zo adembenemend als nu en dan het geval is bij sommige vergezichten, die met hun grootsheid en hun stilte het bewustzijn schoonvegen. Hier was dat niet zo.. Hier heerste een vredige bekoring, overvloedig en teder; hier zou je tijdloos kunnen leven, zonder verleden en zonder toekomst, omdat je één was met deze hele wereld vol verrukking. Je was hier niet de mens, de vreemdeling uit een ander land, je was die heuvels, die geiten en die geitenhoeder. Je was de hemel en je was de aarde die in volle bloei stond; je was daar niet van gescheiden, je maakte er deel van uit. Maar je was je niet bewust dat je er deel van uitmaakte, net zomin als die bloemen zich dat bewust waren. Je was die stralende velden, de blauwe zee en die trein daarginds, met zijn reizigers. Jij bestond niet, jij die kiest, die vergelijkt, die handelend optreedt en die streeft; je was een deel van het geheel. Iemand zei dat het al laat was en dat we moesten vertrekken, dus da