de Werkelijkheid
Er lagen lange avondschaduwen over het stille watervlak; de rivier kwam tot bedaren, nu de dag voorbij was. Er sprongen vissen uit het water op en de grote vogels kwamen aangevlogen om in de dikke bomen een slaapplaats te zoeken. De hemel was onbewolkt en zilverblauw. Een boot vol mensen voer stroomafwaarts; ze zongen en klapten in de handen; in de verte loeide een koe. Er hingen avondgeuren. Een krans van goudsbloemen dreef met de stroom mee op het water, dat schitterde in het licht van de ondergaande zon. Wat was dat allemaal mooi en vol leven - de rivier, de vogels, de bomen en de dorpsbewoners. We zaten onder een boom en keken uit over de rivier. Dicht bij de boom stond een kleine tempel en er dwaalden een paar magere koeien rond. De tempel was schoon en goed geveegd en de bloeiende struik was besproeid en verzorgd. Een man verrichte zijn avondritueel en zijn stem klonk geduldig en treurig. Onder de laatste stralen van de zon had het water de kleur van pas ontloken ...