30-8-61 Zien nederigheid
Het was een rustige, heldere avond en de bergen waren dichterbij dan ooit. De rivier was kalm, er waren niet zoveel rotsen en het water stroomde snel. Je zou moeten rennen om het bij te houden. In de lucht hing de geur van pasgemaaid gras, in een land dat welvarend en tevreden was. Wat zijn er weinig mensen die de bergen of een wolk echt zien. Ze kijken, ze maken een paar opmerkingen en ze lopen door. Woorden, gebaren, emoties staan werkelijk zien in de weg. Aan bomen of bloemen wordt een naam gegeven, ze worden ergens bij ingedeeld en daarmee uit. Om werkelijk te zien moet er nederigheid zijn, waarvan de essentie onschuld is. Er is daar die berg, met die avondzon erop; om die voor de eerste keer te zien, te zien alsof hij nooit eerder was gezien, te zien met argeloosheid, met ogen die gewassen zijn in de leegte, die niet gewond zijn door kennis - dat zien is een zeldzame ervaring. Een nederigheid die nooit door trots of ijdelheid is aangetast. Bij die bepaalde gebeurteniss...