23-4-75 stabiliteit en het denken
De brede rivier was zo stil als een molenvijver. Ze was rimpelloos en de ochtendwind was nog niet ontwaakt, want het was vroeg. De sterren werden door het water weerspiegeld, helder en twinkelend en de ochtendster was het meest helder. De bomen aan de overzijde van de rivier waren donker en het dorp ertussen was nog in slaap. Geen blad bewoog en de kleine kerkuiltjes in de oude tamarinde schudden zich uit; het was hun huis en als de zon op de takken scheen, zouden ze zich warmen. De luidruchtige groene papegaaien hielden zich ook in. Alles, zelfs de insecten en cicaden, wachtten ademloos op de zon, vol verering. De rivier bewoog niet en kleine boten met hun donkere lampen waren afwezig. Heel langzaam begon boven de duistere, mysterieuze bomen het ochtendlicht te dagen. Alle schepselen waren nog verzonken in het mysterie van dat moment van meditatie. Er was geen duimstok om te meten hoe lang dat ogenblik duurde. Er was alleen geritsel en ontwaken, de papegaaien en de uil...