14-4-75 het alleen Goede
Een bijzonder grote slang stak vlak voor je het brede bospad over, dik, zwaar, langzaam bewegend; hij kwam uit een tamelijk grote vijver een stukje verder. Hij was bijna zwart en het avondlicht dat op hem viel gaf zijn huid een sterke glans. Hij bewoog zich op zijn gemak voort met vorstelijke waardigheid en macht. Terwijl je stond te kijken, was hij zich niet van je aanwezigheid bewust; je stond vlakbij; hij moet meer dan anderhalve meter lang geweest zijn en was opgezwollen van het genuttigde voedsel. Hij ging een heuveltje over en je liep ernaar toe, op enkele centimeters afstand op hem neerkijkend, terwijl zijn gevorkte zwarte tong van binnen naar buiten schoot en hij zich in de richting van een groot gat bewoog. Je zou hem hebben kunnen aanraken, want hij had een vreemde, aantrekkelijke schoonheid. Verderop aan dezelfde weg stond een struik, hoog en bijna zonder bladeren, die doornen had van bijna vijf centimeter lang, scherp, grijsachtig, en geen enkel dier waagde ...