7-8-61 sfeerbeschrijving
Na een schitterende dag pakten wolken zich samen; in de nacht zou het regenen. Van alle kanten naderden wolken de bergen en de bergstroom was erg luidruchtig. De weg was stoffig door de auto's en er lag een smalle houten brug over de stroom. We staken hem over en sloegen een met gras begroeid pad in; de groene helling was vol bloemen van alle denkbare kleuren. Het pad ging geleidelijk omhoog langs een koestal, maar die was leeg; het vee was naar veel hoger gelegen weiden gebracht. Het was rustig daarboven, zonder mensen, maar met het geluid van de vliedende stroom. Heel kalmpjes kwam het, zo zachtjes dat je het niet merkte, heel dicht bij de aarde, tussen de bloemen. Het verspreidde zich, bedekte de aarde en je werd erin opgenomen, niet als waarnemer, maar als een deel ervan. Er was geen denken en voelen, het brein was volkomen rustig. Plotseling was er ongereptheid, heel simpel, heel helder en teder. Het was een weide vol ongereptheid die alle genot en pijn en alle kwellingen ...