17-7-61 Essentie
We volgden het pad omhoog langs een steile beboste bergwand en gingen na een poosje op een bank zitten. Plotseling, volkomen onverwachts, kwam die heilige zegening over ons. Zoals ze verschillende malen eerder een kamer vervulde, leek ze deze keer de bergwand te omvatten, over het wijde, uitgestrekte dal heen en voorbij de bergen. Ze was overal. Alle ruimte leek te verdwijnen; dat wat veraf lag, de wijde kloof, de verre met sneeuw bedekte toppen en degene die op de bank zat vervaagden langzaam. Er waren niet langer één, twee of velen aanwezig, maar alleen deze immensiteit. Het brein had al zijn antwoorden verloren.; het was niet meer dan een instrument tot waarneming; het zag, niet als het brein van een bepaalde persoon, maar als een brein dat niet geconditioneerd is door tijd-ruimte, als de essentie van alle verstand. Bij het ontwaken vanmorgen was er een beleving die misschien een minuut duurde, of een uur, of tijdloos was. Een beleving waarin de tijd een rol gaat ...