de rivier
Het wateroppervlak van de rivier danste: de zon had er een pad van licht op afgetekend. Een wit zeil kruiste dat pad, maar de dans werd er niet door verstoord. Het was een dans van pure verrukking. De bomen zaten vol vogels, die tekeergingen, hun veren gladstreken, wegvlogen en meteen weer terug kwamen. Een paar apen scheurden malse blaadjes af en propten die in hun bek; onder hun gewicht bogen de tere takken diep door, toch hielden ze er zich maar nauwelijks aan vast en waren ze niet bang. Wat bewogen ze zich gemakkelijk van tak op tak; hoewel ze sprongen, was het één vloeiende beweging, het wegspringen en neerkomen was één gebeuren. En daar zaten ze dan met een omlaag hangende staart naar de bladeren te reiken. Ze zaten flink hoog en namen geen notitie van de voorbijgangers beneden hen. Toen de duisternis begon te vallen, kwamen de papegaaien bij honderden aangevlogen om zich tussen de stevige bladeren te installeren voor de nacht. Je zag ze komen en tussen het gebladerte verd...