16-8-61 opgewekt
Er was een stukje blauwe hemel tussen twee uitgestrekte, eindeloze wolken, het was van een helder, overrompelend blauw, heel zacht en doordringend. Binnen een paar minuten zou het worden opgeslokt en voor altijd verdwijnen. Er zou nooit meer een hemel van dat blauw te zien zijn. Het had het grootste deel van de nacht en de morgen geregend en er lag verse sneeuw op de bergen en op de hogere heuvels. De weiden waren groener en malser dan ooit, maar dat kleine stukje doorschijnend-blauwe hemel zou nooit meer te zien zijn. In dat kleine plekje lag het licht van alle hemelen en het blauw van alle luchten. Terwijl je ernaar keek begon het van vorm te veranderen en de wolken repten zich om het te bedekken, opdat er niet teveel van zichtbaar zou zijn. Het was verdwenen om nooit meer te verschijnen. Maar het was gezien en het wonder ervan blijft. Op dat ogenblik, tijdens het rusten op de bank, terwijl de wolken het blauw veroverden, kwam volkomen onverwacht de zegening, met haar puur...