zelf-bezinning en één zijn
Eckart zegt dat de God in ons meer eigen is dan wij zelf dat zijn; dat hij
ons 'andere ik' is, het ware zelf dat niet vergaat, hetgeen wij pas dán
begrijpen, wanneer wij met dit innerlijkste zelf geheel en al één zijn
geworden.
Religie is dan ook de terugkeer tot onszelf, of beter gezegd, het bewustzijn van hem, die gans en onverdeeld zichzelf is - de zelfkennis van de menselijke geest in god en van de goddelijke geest in de mens. "Op hetzelfde ogenblik dat de mens zich bewust wordt van zijn één zijn met god, wordt de God in hem zich bewust van zichzelf."
Deze God zelf-bezinning van de mens, deze zelf-openbaring van God in de mens, geschiedde niet slechts één keer, zo'n tweeduizend jaar geleden, maar geschiedt steeds weer en in iedere mens die de weg tot God tot aan het einde gaat. En dat wij dat einde bereiken, is beslist niet de vrucht van een eenzijdige hunkering onzerzijds; nee, ons verlangen naar het eeuwige is in waarheid het verlangen van het Eeuwige naar ons. De zoeker naar God is tevens een door God gezochte.
Ziedaar onze eeuwigheidstaak als mens! het gaat om de openbaring van de in ons in wording zijnde God, de ontplooiing van de in ons sluimerende godskrachten en de vervulling van het innerlijke gebod van de godheid: "Wordt heersers over het universum". Het gaat om het weten dat wij een zending te vervullen hebben, dat onze taak oneindig is, evenals onze kracht. En het gaat tenslotte voor alles om de bezinning op de absolute eenheid van ons wezen met het goddelijke.
Op de wezenseenheid van onze diepste zielegrond met de oergrond der werelden.
K.O. Schmidt
Religie is dan ook de terugkeer tot onszelf, of beter gezegd, het bewustzijn van hem, die gans en onverdeeld zichzelf is - de zelfkennis van de menselijke geest in god en van de goddelijke geest in de mens. "Op hetzelfde ogenblik dat de mens zich bewust wordt van zijn één zijn met god, wordt de God in hem zich bewust van zichzelf."
Deze God zelf-bezinning van de mens, deze zelf-openbaring van God in de mens, geschiedde niet slechts één keer, zo'n tweeduizend jaar geleden, maar geschiedt steeds weer en in iedere mens die de weg tot God tot aan het einde gaat. En dat wij dat einde bereiken, is beslist niet de vrucht van een eenzijdige hunkering onzerzijds; nee, ons verlangen naar het eeuwige is in waarheid het verlangen van het Eeuwige naar ons. De zoeker naar God is tevens een door God gezochte.
Ziedaar onze eeuwigheidstaak als mens! het gaat om de openbaring van de in ons in wording zijnde God, de ontplooiing van de in ons sluimerende godskrachten en de vervulling van het innerlijke gebod van de godheid: "Wordt heersers over het universum". Het gaat om het weten dat wij een zending te vervullen hebben, dat onze taak oneindig is, evenals onze kracht. En het gaat tenslotte voor alles om de bezinning op de absolute eenheid van ons wezen met het goddelijke.
Op de wezenseenheid van onze diepste zielegrond met de oergrond der werelden.
K.O. Schmidt
Reacties