het innerlijke Vuur 2
In de kracht van uw willen, de waarachtigheid ervan en het gekozen hebben vóór al het andere, ligt tegelijk de aanwijzing verborgen die u de weg wijst in uw aanvankelijk moeizaam verder klimmen. Maar ge zult ervaren hoe ge innerlijk een nieuw lichaam deelachtig wordt, dat het sterfelijk lichaam meer en meer gaat overlichten en overleven, en dat het werkelijk waar is, met grote zekerheid te ervaren dat de oude, bederfelijke mens met de nieuwe, onbederfelijke bekleed zal worden.
Aanvankelijk zal het vuur menigeen met ontzetting aangrijpen en zijn smart zal één ogenblik onoverwinlijk schijnen, maar de verademing en verlossing breken als een algenezend gloren met oneindige liefde door het verscheurde hart dat licht en ruimte krijgt en waarin het koninkrijk in grote verwondering en innige dankbaarheid wordt ervaren.
Indien we in het vuur het niets ontziende element zien dan is de nabijheid van Jezus, d.i. wat Hij vertegenwoordigt in ons, werkelijk te vrezen. Al het brandbare zou eigenlijk beveiligd moeten worden en menig mens gevoelt dat instinctief en vreest de levende nabijheid. Toch is het vuur des Heren niet wreed. Het is verlichtend en het verteert alleen wat droog geworden is. Dit droog worden is een proces van innerlijke rijping, geleidelijke loswording, dat door inzicht en ervaring ondermijnend is voor de behoudzucht.
Ieder mens weet dat de tijd of de geest der vergankelijkheid ons alles uit handen speelt. Vóór we het weten, zijn we kwijt wat we ons onaantastbaar en beschermd bezit achtten. Ieder jaar sterft onze gulden (euro ) weg aan de goudtering, een ziekteproces van die mensen of partijen die er voordeel in zien, dat het geld al meer en meer waardeloos wordt en het leven dus steeds duurder.
Dit is een symbool voor de macht der vergankelijkheid. Spaar ijverig en ge spaart u arm. Om dit te voorkomen moeten we waakzaam en werkzaam blijven, want hoe meer we behouden willen, des te minder zullen we overhouden.
Er is dus een verterend beginsel werkzaam in al ons handelen en rusteloos werken. , dat de vruchten van onze arbeid aantast en ze tot op zekere hoogte waardeloos voor ons maakt. Redelijkerwijze zal een mens er dan toe komen om die rijkdommen te vergaren die niet tot de zone behoren waar ze aangevreten zullen worden, maar tot die waarin de werkzame van de mens uitgaande scheppende krachten de omzetting en stofwisseling in het leven bemoedigen. Het peil der 'verbranding' moet dus opgevoerd worden, want hoe intensiever we leven, hoe meer we verteren en hoe meer we verteren, des te stralender wordt het licht.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=SI6RR6Q2
Aanvankelijk zal het vuur menigeen met ontzetting aangrijpen en zijn smart zal één ogenblik onoverwinlijk schijnen, maar de verademing en verlossing breken als een algenezend gloren met oneindige liefde door het verscheurde hart dat licht en ruimte krijgt en waarin het koninkrijk in grote verwondering en innige dankbaarheid wordt ervaren.
Indien we in het vuur het niets ontziende element zien dan is de nabijheid van Jezus, d.i. wat Hij vertegenwoordigt in ons, werkelijk te vrezen. Al het brandbare zou eigenlijk beveiligd moeten worden en menig mens gevoelt dat instinctief en vreest de levende nabijheid. Toch is het vuur des Heren niet wreed. Het is verlichtend en het verteert alleen wat droog geworden is. Dit droog worden is een proces van innerlijke rijping, geleidelijke loswording, dat door inzicht en ervaring ondermijnend is voor de behoudzucht.
Ieder mens weet dat de tijd of de geest der vergankelijkheid ons alles uit handen speelt. Vóór we het weten, zijn we kwijt wat we ons onaantastbaar en beschermd bezit achtten. Ieder jaar sterft onze gulden (euro ) weg aan de goudtering, een ziekteproces van die mensen of partijen die er voordeel in zien, dat het geld al meer en meer waardeloos wordt en het leven dus steeds duurder.
Dit is een symbool voor de macht der vergankelijkheid. Spaar ijverig en ge spaart u arm. Om dit te voorkomen moeten we waakzaam en werkzaam blijven, want hoe meer we behouden willen, des te minder zullen we overhouden.
Er is dus een verterend beginsel werkzaam in al ons handelen en rusteloos werken. , dat de vruchten van onze arbeid aantast en ze tot op zekere hoogte waardeloos voor ons maakt. Redelijkerwijze zal een mens er dan toe komen om die rijkdommen te vergaren die niet tot de zone behoren waar ze aangevreten zullen worden, maar tot die waarin de werkzame van de mens uitgaande scheppende krachten de omzetting en stofwisseling in het leven bemoedigen. Het peil der 'verbranding' moet dus opgevoerd worden, want hoe intensiever we leven, hoe meer we verteren en hoe meer we verteren, des te stralender wordt het licht.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=SI6RR6Q2
Reacties