zoeken en vinden 2
Onee, het is ook niet een afhankelijkheid van het leven, maar veel meer.
Het is het leven zelf in zijn oorsprong in ons zelf. Het is niet een afhankelijk zijn, een afhankelijkheid, welk een verfijnde vreugde of genot dit ook moge geven. Deze dingen gaan toch weer gepaard met het besef van een andere aanwezigheid, met iets anders, waarvan dan het ene dat wij zelf zijn, afhankelijk zou wezen. Daarom ook is het geen stemming, die wij betreuren als we hem kwijt zijn. Het is iets dat we zoeken van een blijvende natuur, een niet eindigende vervulling, die we heel goed geluk zouden kunnen noemen, maar dat tegelijk aan het begrip ontgaat, hoe dicht we het ook benaderen willen.
Het is niet iets, dat bij u is met een bepaalde stem u toesprekend, een aanwezigheid van een engel of een god. Alles wat eraan voorafgegaan is, zou men als zodanig kunnen benoemen.
Men zou bv kunnen zeggen: Er is mij een engel verschenen, of iets allerliefst is mij tegemoet gekomen, of één is er geweest en die heeft mij in alle innigheid en tederheid omhelsd en mij hemelse en zalige vreugden verschaft en soortgelijke genietingen waarnaar we dan weer hongerend kunnen uitzien, als ze weer heengegaan zijn. Juist door dat weggaan, zijn de mensen radeloos ongelukkig geworden.. Zij kunnen het heengaan van de ander niet verdragen. Zij gevoelen zich door het afscheid beroofd en ontdaan en hun eigen leven vinden ze waardeloos geworden.
Altijd loert in dat afscheid de dood. De zoon is weg, de dochter, de man, de vrouw, de allerliefste is weg, de roem, het geld en de goede naam. Allerlei zaken die weg kunnen zijn, weg, weg. Maar wat ge zelf zijt, is nooit weg. Ge zult het ontdekken, indien ge het gaat zoeken. Wat we zelf zijn, is oorzaak van alles, wat wij kunnen schenken, kunnen meegeven bij het afscheid, zodat afscheid nooit weggaan kan betekenen. Wat is afscheid, wat is heengaan? Is er dan niets in de mens dat zegt, dat er geen dood is, maar dat er een drempel is te overschrijden waarin hij ontdaan van alles is en toch zichzelf vindt?
Waardoor zou het gekomen zijn dat nu hij begeerde het te zeggen, er niet naar gevraagd werd? Was die vraag niet duidelijk af te lezen in zijn leerlingen? Zochten zij niet wat hij vertegenwoordigde? Hij die voor hen stond? Of kwam het door de ontdekking, dat hij toch altijd een ander was, altijd een ander, die niet beantwoordde aan hen zelf? Wat de mens zoekt, noemt hij God. Maar in de tegenwoordige tijd wil hij dat woord niet meer horen, omdat het verbonden blijft met de maker van alle dingen en alle mensen en de toestand, waarin hij leeft in de wereld.
Waarom verbindt men daar God mede? Is men zo geïmponeerd door de aardbevingen en de megatonnen geconcentreerde vernietiging, de afschuwelijke oorlogen en de misdaden van het gangstermensdom? Men wil de naam God niet meer horen, omdat men zo ongelooflijk naïef en tegelijk vreesaanjagend is voorgelicht.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=0JHPUJKT
Het is het leven zelf in zijn oorsprong in ons zelf. Het is niet een afhankelijk zijn, een afhankelijkheid, welk een verfijnde vreugde of genot dit ook moge geven. Deze dingen gaan toch weer gepaard met het besef van een andere aanwezigheid, met iets anders, waarvan dan het ene dat wij zelf zijn, afhankelijk zou wezen. Daarom ook is het geen stemming, die wij betreuren als we hem kwijt zijn. Het is iets dat we zoeken van een blijvende natuur, een niet eindigende vervulling, die we heel goed geluk zouden kunnen noemen, maar dat tegelijk aan het begrip ontgaat, hoe dicht we het ook benaderen willen.
Het is niet iets, dat bij u is met een bepaalde stem u toesprekend, een aanwezigheid van een engel of een god. Alles wat eraan voorafgegaan is, zou men als zodanig kunnen benoemen.
Men zou bv kunnen zeggen: Er is mij een engel verschenen, of iets allerliefst is mij tegemoet gekomen, of één is er geweest en die heeft mij in alle innigheid en tederheid omhelsd en mij hemelse en zalige vreugden verschaft en soortgelijke genietingen waarnaar we dan weer hongerend kunnen uitzien, als ze weer heengegaan zijn. Juist door dat weggaan, zijn de mensen radeloos ongelukkig geworden.. Zij kunnen het heengaan van de ander niet verdragen. Zij gevoelen zich door het afscheid beroofd en ontdaan en hun eigen leven vinden ze waardeloos geworden.
Altijd loert in dat afscheid de dood. De zoon is weg, de dochter, de man, de vrouw, de allerliefste is weg, de roem, het geld en de goede naam. Allerlei zaken die weg kunnen zijn, weg, weg. Maar wat ge zelf zijt, is nooit weg. Ge zult het ontdekken, indien ge het gaat zoeken. Wat we zelf zijn, is oorzaak van alles, wat wij kunnen schenken, kunnen meegeven bij het afscheid, zodat afscheid nooit weggaan kan betekenen. Wat is afscheid, wat is heengaan? Is er dan niets in de mens dat zegt, dat er geen dood is, maar dat er een drempel is te overschrijden waarin hij ontdaan van alles is en toch zichzelf vindt?
Waardoor zou het gekomen zijn dat nu hij begeerde het te zeggen, er niet naar gevraagd werd? Was die vraag niet duidelijk af te lezen in zijn leerlingen? Zochten zij niet wat hij vertegenwoordigde? Hij die voor hen stond? Of kwam het door de ontdekking, dat hij toch altijd een ander was, altijd een ander, die niet beantwoordde aan hen zelf? Wat de mens zoekt, noemt hij God. Maar in de tegenwoordige tijd wil hij dat woord niet meer horen, omdat het verbonden blijft met de maker van alle dingen en alle mensen en de toestand, waarin hij leeft in de wereld.
Waarom verbindt men daar God mede? Is men zo geïmponeerd door de aardbevingen en de megatonnen geconcentreerde vernietiging, de afschuwelijke oorlogen en de misdaden van het gangstermensdom? Men wil de naam God niet meer horen, omdat men zo ongelooflijk naïef en tegelijk vreesaanjagend is voorgelicht.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=0JHPUJKT
Reacties