het verloren schaap 1
Jezus zeide: Het Koninkrijk is gelijk een herder, die honderd schapen had. Een van hen verdwaalde, welke de grootste was. Hij liet de negen en negentig achter, hij zocht naar het ene, totdat hij het vond. Nadat hij zich alle moeite gegeven had, zeide hij tot het schaap: Ik heb je meer lief dan de negen en negentig.
De honderste is de Ene. Zonder de Ene verkeren de andere negenennegentig in voortdurend gevaar, dàt niet alleen, maar leven ze in de staat van afgescheidenheid. De Ene is hij zonder wie de herder niets kan beginnen. Zonder de Ene is het volk als verloren, is de mens als rusteloos en onbekwaam te leven.
Het honderste is het grootste onder de schapen. Wie zijn de schapen? U of ik? Wie vormen de kudde? U, ik? Nee. Ieder mens is de negenennegentig. Ieder mens is al het andere behalve het Ene, de honderdste, de duizendste. Hij moet de honderste vinden. Niet als een boek, niet als een preek, niet als een geschreven woord, waarop wij ons altijd beroepen. Zich beroepen op geschreven woorden is geen kunst. Daarmee kunnen we pronken en doen 'alsof' en eerbied verwekken. Woorden, woorden, woorden.
Maar het Ongenoemde. Dat wat niemand uit kan spreken en waardoor hij in alle eeuwigheid is. Het Ene dat niet door een boek aangereikt kan worden, noch door enig geschrift, maar dat toch de zoekende mens, de herder vinden kan. Daarvoor moet hij alle negenennegentig achterlaten, loslaten. De mensen roepen en klagen: o, mijn negen en negentig dan? Mijn huis en have, mijn bezit, mijn kinderen, mijn land, mijn volk, mijn wereld? O mijn wereld!
Geef mij mijn wereld terug, dan mag je de Ene behouden. Geef mij de ranken en de druiven en de wijn en de roes en de dronkenschap, dan hebben we de wijnstok niet meer nodig.
De mensen roepen: De wijnstok is de Christus, Hij heeft het zelf gezegd. En allen roepen: We hebben hem, hij is de Christus, hij heeft het zelf gezegd. En ze roepen het van de hoeken der straten en ze vertellen het in alle oorden en ze veroveren er hele landen en volkeren mee. En ze handelen ermee en bevoordelen zich ermee en met uitroepen en uitspraken bevolken ze de hele wereld ermee.
Maar het Woord, het levende, zijn zij kwijt, al roepen ze al maar door Here, Here. Het roepen geeft niet. De negenennegentig raken verstrooid zonder herder. Zij komen om. Zij worden vertreden of opgevreten of verbrand. Zij hebben geen herder, want die is op zoek naar Mij. Want zonder Mij kunt ge niets doen, zonder Mij oogsten de 99 de ijdelheden die ze zelf gezaaid, de verstrooiingen die ze zelf voorstonden, de ergernissen die ze zelf spuiden.
Want wat een mens zaait zal hij oogsten. Dat is heel gewoon. De 99 praten over daden en nog eens daden. Goede daden, perfecte daden, daarop komt het aan, zeggen ze. We moeten doen, zeggen ze. Want het doen is openbaar. Dat wordt door de buren gezien. Daar heeft iedereen wat aan. Aan wat je ziet, doet, tast en in je zak kunt steken. Kortom de daad.
Maar die perfectionisten hebben hun eigen gedachten niet gezien. Niet de kwaliteiten van hun liefdeloosheid, van hun tirannie, van hun hoogmoed, en hun zelfingenomenheid. Van hun jammerlijke onrust en bedwelmende zelfaanbidding. Ze hebben de kwaliteiten van hun gevoelens niet ter hand genomen. Gevoelens zie je niet, gedachten ook niet en geest is er helemaal niet. Zo spreken de 99 in de mensen omdat zij zonder herder zijn, zonder heerser over zich, zonder ordeschepper. Want de herder is het Woord kwijt, het Ene, het alomvattende, dat de chaos der achtergelaten negenennegentig weer kan herstellen.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
De honderste is de Ene. Zonder de Ene verkeren de andere negenennegentig in voortdurend gevaar, dàt niet alleen, maar leven ze in de staat van afgescheidenheid. De Ene is hij zonder wie de herder niets kan beginnen. Zonder de Ene is het volk als verloren, is de mens als rusteloos en onbekwaam te leven.
Het honderste is het grootste onder de schapen. Wie zijn de schapen? U of ik? Wie vormen de kudde? U, ik? Nee. Ieder mens is de negenennegentig. Ieder mens is al het andere behalve het Ene, de honderdste, de duizendste. Hij moet de honderste vinden. Niet als een boek, niet als een preek, niet als een geschreven woord, waarop wij ons altijd beroepen. Zich beroepen op geschreven woorden is geen kunst. Daarmee kunnen we pronken en doen 'alsof' en eerbied verwekken. Woorden, woorden, woorden.
Maar het Ongenoemde. Dat wat niemand uit kan spreken en waardoor hij in alle eeuwigheid is. Het Ene dat niet door een boek aangereikt kan worden, noch door enig geschrift, maar dat toch de zoekende mens, de herder vinden kan. Daarvoor moet hij alle negenennegentig achterlaten, loslaten. De mensen roepen en klagen: o, mijn negen en negentig dan? Mijn huis en have, mijn bezit, mijn kinderen, mijn land, mijn volk, mijn wereld? O mijn wereld!
Geef mij mijn wereld terug, dan mag je de Ene behouden. Geef mij de ranken en de druiven en de wijn en de roes en de dronkenschap, dan hebben we de wijnstok niet meer nodig.
De mensen roepen: De wijnstok is de Christus, Hij heeft het zelf gezegd. En allen roepen: We hebben hem, hij is de Christus, hij heeft het zelf gezegd. En ze roepen het van de hoeken der straten en ze vertellen het in alle oorden en ze veroveren er hele landen en volkeren mee. En ze handelen ermee en bevoordelen zich ermee en met uitroepen en uitspraken bevolken ze de hele wereld ermee.
Maar het Woord, het levende, zijn zij kwijt, al roepen ze al maar door Here, Here. Het roepen geeft niet. De negenennegentig raken verstrooid zonder herder. Zij komen om. Zij worden vertreden of opgevreten of verbrand. Zij hebben geen herder, want die is op zoek naar Mij. Want zonder Mij kunt ge niets doen, zonder Mij oogsten de 99 de ijdelheden die ze zelf gezaaid, de verstrooiingen die ze zelf voorstonden, de ergernissen die ze zelf spuiden.
Want wat een mens zaait zal hij oogsten. Dat is heel gewoon. De 99 praten over daden en nog eens daden. Goede daden, perfecte daden, daarop komt het aan, zeggen ze. We moeten doen, zeggen ze. Want het doen is openbaar. Dat wordt door de buren gezien. Daar heeft iedereen wat aan. Aan wat je ziet, doet, tast en in je zak kunt steken. Kortom de daad.
Maar die perfectionisten hebben hun eigen gedachten niet gezien. Niet de kwaliteiten van hun liefdeloosheid, van hun tirannie, van hun hoogmoed, en hun zelfingenomenheid. Van hun jammerlijke onrust en bedwelmende zelfaanbidding. Ze hebben de kwaliteiten van hun gevoelens niet ter hand genomen. Gevoelens zie je niet, gedachten ook niet en geest is er helemaal niet. Zo spreken de 99 in de mensen omdat zij zonder herder zijn, zonder heerser over zich, zonder ordeschepper. Want de herder is het Woord kwijt, het Ene, het alomvattende, dat de chaos der achtergelaten negenennegentig weer kan herstellen.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties