de Oorsprong 2
De woorden uit het zelf moeten doende blijven, werkend, actief, beweeglijk, voortdurend wisselend en dragers van eenzelfde leven. Niet wat we begrijpen kunnen, maar hoe we onze woorden kunnen laten leven, omdat ze in ons ontstaan, geboren worden en zich losmaken uit hun oorsprong en opstijgen naar het bewustzijn. Jezus zeide: Wie zal drinken uit mijn mond, zal worden als ik ben. Daarom moeten de woorden vloeibaar zijn van leven en krachten. Hoe zouden we ze ooit anders kunnen drinken en daardoor deel krijgen aan de ik-substantie, de zelf-substantie, die Hij is en wij worden.
Nee, we zouden geen verstarde begrippen belijden, omdat deze tot dode obstakels worden in onze ziel en ons naar onze gevoeligheid onbeweeglijk maken en dor. Dan kan de ziel niet gevoed worden, en zal zij niet groeien, maar esthetisch blijven, bloedarm en zwak. O nee, we zullen het Zelf, het Ik nooit begrijpen kunnen, noch omvatten de oceaan van krachten, die haar ter beschikking staan. Er is alleen maar het levende woord, de grote verwondering en de vreugde en zoetheid van het werkelijke, onvermengde leven.
Een mens houdt zich voor wat hij niet is. Ieder orgaan heeft zijn functie en iedere functie heeft haar gestalte en iedere gestalte openbaart een nood, een behoefte, een noodzakelijkheid en treedt in het menselijke lichaam als een afzonderlijkheid op die zich ik noemt. Er zijn vele ik-aanzichten op die wijze, eigenschappen en karaktertrekken, zorgen en moeiten, genietingen en vreugden, verdrietigheden en wroegingen, vertragingen en ziekten waarmee het ik zich identificeert, omdat ieder van deze veeleenheden zich als zelfstandig overheersend wil gedragen.
Maar zodra we beseffen wat het zeggen wil, dat wij ons zelf meer en meer in de hand hebben en tegenwoordigheid van geest betrachten, komen we tot de ontdekking dat al die verscheidenheden onder één noemer gebracht kunnen worden, de noemer van de ware zelf-kracht, de godskracht in ons. Dan verandert de hele situatie.
Niet alleen zijn er de bevindingen van ons lichaam die zich chaotisch in ons bewustzijn en ons brein willen weerspiegelen en zich willen laten gelden, maar ook komt er die kracht der krachten aan het woord, die al het andere eenvoudig aan zich ondergeschikt maakt op zo'n wijze, dat al het andere zich daarnaar moet voegen en over zich het éne willen moet laten geschieden. Dan voltrekt zich een wonderbaarlijke genezing, een weldoende saamhorigheid, waardoor het chaotische leven in een nieuw patroon valt. Dat is de geboorte van de stille, nieuwe mens temidden van het tumult der wereld.
Het Zelf (Atman) is een schepping Gods. Het is doorvloeid van schitterend licht en het licht stroomt en vervult het met zijn aanwezigheid. Het kent geen enkele bedoeling, heeft geen enkel plan, maar zijn werking is zodanig dat deze in het lichaam wordt ervaren als een grote stelligheid, waardoor we kunnen zeggen dat het lichaam eraan geloven gaat. Het ziet er reikhalzend naar uit. Door het lichaam ervaart men dat alle creaturen der schepping ernaar uitzien. Doordat dit licht zich in het lichaam moet verdichten, ontstaat uit de substantie ervan een gestalte, die zich aanpast aan de lichamelijkheid. De zuiver menselijke gestalte heeft er haar oorsprong in en vindt haar realisering in het lichaam.
Als men zich dit proces bewust wordt, dan gevoelt men het lichaam als lichter en lichter. Het is een moeilijk te omschrijven toestand, waarin het bewustzijn bevrijd wordt van alle klaagliederen, die de organen als in koor kunnen aanheffen, wanneer dit lichtvloeiende zou ophouden te stromen. Het is dan ook wel te begrijpen dat het vergeleken wordt met het levenswater, waarvan Jezus zegt dat het uit zijn mond opwelt en waarvan ieder drinken kan die wil.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Nee, we zouden geen verstarde begrippen belijden, omdat deze tot dode obstakels worden in onze ziel en ons naar onze gevoeligheid onbeweeglijk maken en dor. Dan kan de ziel niet gevoed worden, en zal zij niet groeien, maar esthetisch blijven, bloedarm en zwak. O nee, we zullen het Zelf, het Ik nooit begrijpen kunnen, noch omvatten de oceaan van krachten, die haar ter beschikking staan. Er is alleen maar het levende woord, de grote verwondering en de vreugde en zoetheid van het werkelijke, onvermengde leven.
Een mens houdt zich voor wat hij niet is. Ieder orgaan heeft zijn functie en iedere functie heeft haar gestalte en iedere gestalte openbaart een nood, een behoefte, een noodzakelijkheid en treedt in het menselijke lichaam als een afzonderlijkheid op die zich ik noemt. Er zijn vele ik-aanzichten op die wijze, eigenschappen en karaktertrekken, zorgen en moeiten, genietingen en vreugden, verdrietigheden en wroegingen, vertragingen en ziekten waarmee het ik zich identificeert, omdat ieder van deze veeleenheden zich als zelfstandig overheersend wil gedragen.
Maar zodra we beseffen wat het zeggen wil, dat wij ons zelf meer en meer in de hand hebben en tegenwoordigheid van geest betrachten, komen we tot de ontdekking dat al die verscheidenheden onder één noemer gebracht kunnen worden, de noemer van de ware zelf-kracht, de godskracht in ons. Dan verandert de hele situatie.
Niet alleen zijn er de bevindingen van ons lichaam die zich chaotisch in ons bewustzijn en ons brein willen weerspiegelen en zich willen laten gelden, maar ook komt er die kracht der krachten aan het woord, die al het andere eenvoudig aan zich ondergeschikt maakt op zo'n wijze, dat al het andere zich daarnaar moet voegen en over zich het éne willen moet laten geschieden. Dan voltrekt zich een wonderbaarlijke genezing, een weldoende saamhorigheid, waardoor het chaotische leven in een nieuw patroon valt. Dat is de geboorte van de stille, nieuwe mens temidden van het tumult der wereld.
Het Zelf (Atman) is een schepping Gods. Het is doorvloeid van schitterend licht en het licht stroomt en vervult het met zijn aanwezigheid. Het kent geen enkele bedoeling, heeft geen enkel plan, maar zijn werking is zodanig dat deze in het lichaam wordt ervaren als een grote stelligheid, waardoor we kunnen zeggen dat het lichaam eraan geloven gaat. Het ziet er reikhalzend naar uit. Door het lichaam ervaart men dat alle creaturen der schepping ernaar uitzien. Doordat dit licht zich in het lichaam moet verdichten, ontstaat uit de substantie ervan een gestalte, die zich aanpast aan de lichamelijkheid. De zuiver menselijke gestalte heeft er haar oorsprong in en vindt haar realisering in het lichaam.
Als men zich dit proces bewust wordt, dan gevoelt men het lichaam als lichter en lichter. Het is een moeilijk te omschrijven toestand, waarin het bewustzijn bevrijd wordt van alle klaagliederen, die de organen als in koor kunnen aanheffen, wanneer dit lichtvloeiende zou ophouden te stromen. Het is dan ook wel te begrijpen dat het vergeleken wordt met het levenswater, waarvan Jezus zegt dat het uit zijn mond opwelt en waarvan ieder drinken kan die wil.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties