het verloren schaap 4
Wat verbindt de interval tussen systole en diastole, het ja en het nee, het ene en het andere, yang en yin, de in en de uitademing, het begin en het einde? Wat rijgt het ene aan het andere? We weten wat de klop is van het hart. Weten we ook wat de klop is van de ziel?
Simone Weil zegt dat het Griekse woord dat men met geest vertaalt, letterlijk vlammende adem betekent, adem met vuur vermengd. Dan brengt ons die vlammende adem dicht bij de wedergeboorte die in onze ziel plaatsgrijpt in een vermenging van water en vuur. Wat wordt geboren uit de in- en uitademing, uit onze harteklop, uit Ik-inademen en Aum-uitademen. De kracht van bim-bam en tik-tak. Waar is het einde van I en het begin van A? Het kostelijk onnoembare moment tussen 'niet meer en nog niet'. Hier ligt de open deur. Hier is het ogenblik ter ontkoming, het ogenblik der verandering.
Hier is het begin van het eind. Hier is de doorbraak van de huid, van de begrenzing en het binnengaan in een nieuwe wereld. Al het andere heeft de mens verlaten. Zoek dit kostelijk moment, niet van de man, noch van de vrouw, maar van de mensenzoon als open deur. Dit is de open deur ter ontkoming en het mensenkind gaat zijn eeuwige vrijheid en zaligheid tegemoet.
Als de herder het verloren schaap gaat zoeken verlaat hij zijn relatie met de kudde. Hij zegt niet: o, die kudde is sterk genoeg en redt zich wel. Niet daarom gaat hij het verlorene zoeken. Nee, maar zijn aandacht is bij het verlies van het zwakke, het zwakke punt, de zwakke schakel, de zieke, de mindere, de verlatene en de verlorene. Dit is het wat hij naloopt. Want dit is het ook dat bij zijn terugkeer met het gevonden schaap de kudde, het geheel in stand houdt. Dwz de honderd is weer compleet - het volmakende is weer als een blijvende werkzaamheid in de collectiviteit aanwezig.
In het zwakste van zijn kudde ligt het behoud van het geheel bewaard. In het allerkleinste speelt en beweegt het volkomene. De kudde is geen volkomenheid. Dat is iets dat verlaten worden kan. De kudde is een gezamenlijkheid, een kracht en macht, een sterkte, en zijn leiders gaan vooraan. Maar in het kleine, het verlorene, het uiterst fijne, het atoom, het zielevonkje van de geest, daar ligt het eeuwige onuitblusbare beginnen, in de beginne, het onuitroeibare en onsterfelijke, het blijvende en het trouwe, dat is de open deur, daar is de mensenzoon.
Want de mensenzoon gaat niet vooraan. Hij draagt geen vaandel en roert geen grote trom. Wie ziet hem? Wie ziet hem eigenlijk? Niet doordat men beelden voor hem opricht en prachtige kathedralen. Niet als men roerend eenvoudige kapelletjes langs de weg plaatst, ofschoon het bouwseltje zeer nederig is, bijna een stal. Onee, wil men hem vinden, die de open deur is in uzelf, ga dan de lange en moeilijke en steile weg en laat u niet afschrikken. Al die verschrikkingen zijn maar de spiegelbeelden van uw eigen angsten en vrezen en dus niet werkelijk.
Daarom: volhard tot het einde want daar wacht u een nieuw beginnen. Subtiel, verborgen, stervend, vergaand, ontbindend, en in al die vermenging de verrijzenis van de glans die een zang is, van het woord dat een licht is, van de schoonheid die de liefde is. Daarom: het kan niet missen. In het spoor is het begin van het vinden. Het spoor is ook in de vrucht die ten dode is gewijd. In de verrotting van de vrucht vangt de boom in zijn voleindiging aan. De oude boom leeft voort en blijft bestaan gelijk de kudde. Maar de nieuwe vindt een begin in de ondergang van de vrucht. De vruchten vallen af, zij verlaten de boom en vallen in de aarde en ontbinden en daarin veroorzaakt de boom zichzelf wederom tot boom.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Simone Weil zegt dat het Griekse woord dat men met geest vertaalt, letterlijk vlammende adem betekent, adem met vuur vermengd. Dan brengt ons die vlammende adem dicht bij de wedergeboorte die in onze ziel plaatsgrijpt in een vermenging van water en vuur. Wat wordt geboren uit de in- en uitademing, uit onze harteklop, uit Ik-inademen en Aum-uitademen. De kracht van bim-bam en tik-tak. Waar is het einde van I en het begin van A? Het kostelijk onnoembare moment tussen 'niet meer en nog niet'. Hier ligt de open deur. Hier is het ogenblik ter ontkoming, het ogenblik der verandering.
Hier is het begin van het eind. Hier is de doorbraak van de huid, van de begrenzing en het binnengaan in een nieuwe wereld. Al het andere heeft de mens verlaten. Zoek dit kostelijk moment, niet van de man, noch van de vrouw, maar van de mensenzoon als open deur. Dit is de open deur ter ontkoming en het mensenkind gaat zijn eeuwige vrijheid en zaligheid tegemoet.
Als de herder het verloren schaap gaat zoeken verlaat hij zijn relatie met de kudde. Hij zegt niet: o, die kudde is sterk genoeg en redt zich wel. Niet daarom gaat hij het verlorene zoeken. Nee, maar zijn aandacht is bij het verlies van het zwakke, het zwakke punt, de zwakke schakel, de zieke, de mindere, de verlatene en de verlorene. Dit is het wat hij naloopt. Want dit is het ook dat bij zijn terugkeer met het gevonden schaap de kudde, het geheel in stand houdt. Dwz de honderd is weer compleet - het volmakende is weer als een blijvende werkzaamheid in de collectiviteit aanwezig.
In het zwakste van zijn kudde ligt het behoud van het geheel bewaard. In het allerkleinste speelt en beweegt het volkomene. De kudde is geen volkomenheid. Dat is iets dat verlaten worden kan. De kudde is een gezamenlijkheid, een kracht en macht, een sterkte, en zijn leiders gaan vooraan. Maar in het kleine, het verlorene, het uiterst fijne, het atoom, het zielevonkje van de geest, daar ligt het eeuwige onuitblusbare beginnen, in de beginne, het onuitroeibare en onsterfelijke, het blijvende en het trouwe, dat is de open deur, daar is de mensenzoon.
Want de mensenzoon gaat niet vooraan. Hij draagt geen vaandel en roert geen grote trom. Wie ziet hem? Wie ziet hem eigenlijk? Niet doordat men beelden voor hem opricht en prachtige kathedralen. Niet als men roerend eenvoudige kapelletjes langs de weg plaatst, ofschoon het bouwseltje zeer nederig is, bijna een stal. Onee, wil men hem vinden, die de open deur is in uzelf, ga dan de lange en moeilijke en steile weg en laat u niet afschrikken. Al die verschrikkingen zijn maar de spiegelbeelden van uw eigen angsten en vrezen en dus niet werkelijk.
Daarom: volhard tot het einde want daar wacht u een nieuw beginnen. Subtiel, verborgen, stervend, vergaand, ontbindend, en in al die vermenging de verrijzenis van de glans die een zang is, van het woord dat een licht is, van de schoonheid die de liefde is. Daarom: het kan niet missen. In het spoor is het begin van het vinden. Het spoor is ook in de vrucht die ten dode is gewijd. In de verrotting van de vrucht vangt de boom in zijn voleindiging aan. De oude boom leeft voort en blijft bestaan gelijk de kudde. Maar de nieuwe vindt een begin in de ondergang van de vrucht. De vruchten vallen af, zij verlaten de boom en vallen in de aarde en ontbinden en daarin veroorzaakt de boom zichzelf wederom tot boom.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties