de mens kan niet sterven 1

Als wij over de sterfelijke mens spreken - de aardse stervelingen - bedoelen wij vooral zijn lichaam, zoals zich dat aan onze zintuigen mededeelt. Deze zintuigen zijn sterfelijk, juist omdat zij aan een vergankelijk lichaam behoren. Zij registreren het beeld dat zij waarnemen in onze voorstellingswereld en deze wereld vergaat zodra wij de ogen voor altijd sluiten.
Het zijn onze lichamelijke zintuigen die ons voortdurend de betrekkelijkheid in de aardse verschijningswereld doen beseffen. En daarin ligt het leed van de mensen, dat zij steeds wat zij liefhebben of waaraan zij zich hechten, moeten verliezen. Alleen het vermogen der herinnering is hierin nog een zekere tegemoetkoming, omdat zij ons nog niet geheel en al berooft van het beeld dat ons verlaten heeft, hetzij door het afscheid in de dood, hetzij door een heengaan waarbij de mens besluit nooit meer onder onze ogen te willen komen.

De mate van gehechtheid aan onze voorstellingen bepaalt ook de mate van ons lijden, zodat in ieder heengaan een zeker stervensleed besloten ligt. En daardoor vraagt de mens zich af: wat ben ik dan als ik altijd word ingehuld door een zekere betovering van mijn lichamelijke zintuigen? Ben ik een gevangene die, hoewel ik deel kan nemen aan alles wat er om mij heen gebeurt, tegelijkertijd dmv mijn vijf zintuigen overgeleverd is aan dat alles?
Wordt de mens niet voortdurend 'aangedaan', 'bezocht' door al die tegenstrijdigheden die van de wereld, groot of klein, uitgaan in een onophoudelijk aandringen en wederom terugtrekken van voorstellingen die allerlei reacties in hem teweegbrengen en waarvan zijn geluk en ongeluk, zijn liefde en haat, zijn ziek-zijn en gezondheid mede afhankelijk zijn?

Wat is een mens eigenlijk als hij alleen maar uitgeleverd is aan een lot waarin hij enerzijds zich laat verheffen tot de hoogste gevoelens van wat hij gelukzaligheid noemt en die in de regel maar al te zeer in zijn lichamelijk zinlijke aandoeningen bestaan of dat hij neergestoten wordt in afgronden van ellende en verbrijzeling waarom hij niet heeft gevraagd.
Niettemin is zijn bewustzijn gedwongen daarin te vertoeven, waardoor hij tot redeloosheid, onmacht, vertwijfeling en verwarring vervalt. Als hij plotseling een dodelijk ongeluk krijgt, dat tegenwoordig in ons verkeer aan de orde van de dag is, is hij niet meer, weggevaagd als door een schot getroffen.

Het heeft geen zin om het leed allerwegen in de wereld te ontkennen. Daarom is het toch wel aan te bevelen uit te zien naar iets dat het op kan nemen tegen welke vorm van lijden ook en het kan vernietigen. De oorzaken van het leed hebben wij dan niet in de wereld om ons heen te zoeken maar in onszelf, in onze eigen kwetsbaarheid. Als wij ons stoten aan een steen heeft het geen zin - gedachtig de ezel - die steen te vernietigen. Op die wijze zou een mens tot een roes van stenen vernietigen kunnen vervallen, want overal zijn stenen des aanstoots.
Wanneer de dingen om ons vergankelijk zijn heeft het geen zin, mochten wij ons daaraan hechten, die dingen uit onze omgeving te verwijderen of er zelf bij weg te lopen.Zelfs al zijn wij ervan doordrongen hoe illusoir 'de wereld' eigenlijk is. Dwz niet de wereld op zich, maar zoals zij zich van ons meester maken kan en zich aan onze zintuigen vermag op te dringen. Tenslotte is een eendagsvlieg of een zeepbel ook een werkelijkheid die zich aan ons bewustzijn kan mededelen. Niet de dingen, welke ook, hebben schuld, maar ons eigen bewustzijn is het waarover wij niet genoeg zeggingskracht hebben. Tenslotte zal niemand zich aan een zeepbel hechten, zelfs kinderen lachen erover als zoiets schoons spoedig uiteenspat, en wij vergelijken onze broze illusies ermee totdat wij - als kinderen - er om moeten lachen dat zij als een fata morgana plotseling op kunnen lossen.



Barend van der Meer

De uitgesproken woorden

Reacties

Populaire posts van deze blog

HET PAD

eigenwilligheid en de Wil

MYSTIEKE WEDERGEBOORTE