de mens kan niet sterven 3
De mysticus Johannes Scheffler, die zich Angelus Silesius noemt wekt in de lezer een bijna onlesbare dorst naar de belevenis van de zin van alle bestaan, een zin, die zich voor hem ontsluierd heeft in niet meer of minder dan een goddelijke zijns-toestand, waardoor de chaos der wereld in de mens tot een nieuwe en stralende orde wordt herleid. Deze zijns-toestand bezingt hij in tal van diepzinnige en toch zeer eenvoudige dichtregels:
Mens, de figuur der wereld vergaat al met de tijd,
wat zijt gij dan gesteld op hare heerlijkheid.
De liefde is als de dood.
Zij doodt al mijne zinnen.
Zij breekt mij gans het hart,
en leidt de geest naar binnen.
Sterft vóór gij sterft,
opdat gij niet hoeft sterven wanneer gij sterven zult.
Anders moet gij slechts verderven.
Je kunt er in deze tijd niet mee aankomen, ofschoon er een grote behoefte bestaat aan werkelijke rust en innerlijke zekerheid. Van deze dingen vraag je niet of het nuttig is voor de mens. Het is oneindig veel meer dan nut. Het is het leven zelf dat niets anders in zich behoeft, omdat alle onvrede en onbevredigdheid er een einde neemt, alle leed en alle lijden en ziekte in welke vorm ook. In dit land der eenheid, dat binnen in de mensen is en dat een ieder in zich vinden kan, is geen afgescheidenheid meer, niet in denken, niet in angsten, niet in vooroordeel of egocentriciteit.
Het licht dat er schijnt is er voor alle mensen. Maar de mensen zijn onderricht in theologische problemen en zeer kortzichtige oplossingen voor hun leven, die helemaal geen oplossing waren. Ons werd geleerd, dat God de mens geschapen had zoals hij reilde en zeilde. In al zijn waan en kortzichtigheid, bevangenheid, onwetendheid en slaap. Op die wijze had God het mensdom gemaakt en de wereld geschapen en het is heel begrijpelijk en zeer redelijk dat de mensen zo een God niet langer willen, die de mensheid teistert en vervolgt met oorlogen en aardbevingen en de vreselijkste ziekten, omdat Hij hen tevens daarmede straffen wil.
Zo'n God bestaat inderdaad nergens dan in de verbeelding, de angstige kindervoorstellingen der mensen, waarmede ze elkander van 'nut' trachten te zijn en niet laten kunnen elkander daarmee op te voeden.
Het is een buitengewone daad geweest om deze God zijn sterfelijkheid aan te zeggen en daardoor eerder te begrijpen dat wat de mensen zoeken in hun zelf aanwezig is en nergens anders. Zonder twijfel, als ze het gevonden hebben zullen ze het met alle middelen die hun ter beschikking staan bekend trachten te maken.
Maar één ding is zeker. Waar het zonder enige twijfel mogelijk is dit innerlijke goddelijke leven deelachtig te zijn, dwz dat het zijn tegenwoordigheid aankondigt in de ziel die het enige gebied is van gevoelservaringen en belevenissen die van blijvende aard zijn, het lichaam bij voortduring deel heeft aan de verstrooiingen en afleidingen, aan de hypnotische machten en slaapverwekkende droomtoestanden, die de wereld als omgeving hem steeds weer op willen dringen.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Mens, de figuur der wereld vergaat al met de tijd,
wat zijt gij dan gesteld op hare heerlijkheid.
De liefde is als de dood.
Zij doodt al mijne zinnen.
Zij breekt mij gans het hart,
en leidt de geest naar binnen.
Sterft vóór gij sterft,
opdat gij niet hoeft sterven wanneer gij sterven zult.
Anders moet gij slechts verderven.
Je kunt er in deze tijd niet mee aankomen, ofschoon er een grote behoefte bestaat aan werkelijke rust en innerlijke zekerheid. Van deze dingen vraag je niet of het nuttig is voor de mens. Het is oneindig veel meer dan nut. Het is het leven zelf dat niets anders in zich behoeft, omdat alle onvrede en onbevredigdheid er een einde neemt, alle leed en alle lijden en ziekte in welke vorm ook. In dit land der eenheid, dat binnen in de mensen is en dat een ieder in zich vinden kan, is geen afgescheidenheid meer, niet in denken, niet in angsten, niet in vooroordeel of egocentriciteit.
Het licht dat er schijnt is er voor alle mensen. Maar de mensen zijn onderricht in theologische problemen en zeer kortzichtige oplossingen voor hun leven, die helemaal geen oplossing waren. Ons werd geleerd, dat God de mens geschapen had zoals hij reilde en zeilde. In al zijn waan en kortzichtigheid, bevangenheid, onwetendheid en slaap. Op die wijze had God het mensdom gemaakt en de wereld geschapen en het is heel begrijpelijk en zeer redelijk dat de mensen zo een God niet langer willen, die de mensheid teistert en vervolgt met oorlogen en aardbevingen en de vreselijkste ziekten, omdat Hij hen tevens daarmede straffen wil.
Zo'n God bestaat inderdaad nergens dan in de verbeelding, de angstige kindervoorstellingen der mensen, waarmede ze elkander van 'nut' trachten te zijn en niet laten kunnen elkander daarmee op te voeden.
Het is een buitengewone daad geweest om deze God zijn sterfelijkheid aan te zeggen en daardoor eerder te begrijpen dat wat de mensen zoeken in hun zelf aanwezig is en nergens anders. Zonder twijfel, als ze het gevonden hebben zullen ze het met alle middelen die hun ter beschikking staan bekend trachten te maken.
Maar één ding is zeker. Waar het zonder enige twijfel mogelijk is dit innerlijke goddelijke leven deelachtig te zijn, dwz dat het zijn tegenwoordigheid aankondigt in de ziel die het enige gebied is van gevoelservaringen en belevenissen die van blijvende aard zijn, het lichaam bij voortduring deel heeft aan de verstrooiingen en afleidingen, aan de hypnotische machten en slaapverwekkende droomtoestanden, die de wereld als omgeving hem steeds weer op willen dringen.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties