het innerlijke leven 3

Het is natuurlijk niet mogelijk dat men deze wederkeer tot zijn oorsprong op welk een wijze ook kan gebieden. Immers in het rijk waarover we spreken heerst geen enkele dwang en geen enkel gebod. Er is geen sprake van heerszucht en niemand zou daar gebaat kunnen zijn met dwang en dreiging met die merkwaardige autoriteit, die van een mens een ondergeschikte maakt. Het 'al het mijne is het uwe' is wel de opperste maat der gastvrijheid, een gastvrijheid die eenvoudig door de kwaliteit ervan niet te schaden en aan te tasten of te misbruiken is.
Bovendien is het een vraag of men ook maar enigermate van een ander verwachten kan dat hij een weg zal gaan tot de ontdekking van de bron van zijn eigen 'Nijl'.

Om altijd te horen te krijgen dat een bepaald gerecht zo gezond en zo goed voor ons is en dat we dat juist moeten eten, verwekt een natuurlijke tegenzin om terug te keren naar een staat, waarin je zelf ondervindt wat goed voor ons is. Is het wel mogelijk om hierin van een goede bedoeling blijk te geven tov onze naaste, omdat hier alle bedoeling misplaatst is?
Want een bedoeling ontaardt spoedig in een aansporing en een aansporing wordt gemakkelijk een machtstendentie en zodra er macht aan de orde is, kan er geen sprake zijn van de eigen beweging waarvan de kern onze eigen zelfstandigheid is en die nooit en te nimmer de zelfstandigheid van een ander kan zijn.
Is het niet een uitgelezen voorrecht, in zich te kunnen beschikken over een besef van: ikben mijn eigen zelfstandigheid? Wat is hier dan door wie ook nog te bedoelen?

Zo gezien is het voor een mens niet mogelijk meer God te zien als een gebieder over heelal en wereld, over mens en mensheid. Immers de mens ontdekt in zich zijn vrijheid tot keuze, d.i. tot wilsbepaling. Hij behoeft niet te voldoen aan de innerlijke verlossingsdrang der noodwendigheid, maar juist daarom, omdat deze geen enkele vorm van dwang kent zal hij zich daarvoor gewonnen geven. Hij geeft zich voor de vrijheid zelf gewonnen. Deze ligt besloten in de bloei van zijn eigen noodwendigheid.
Een boom en een bloem zullen de drang van de natuurnoodwendigheid zonder enig verzet volgen. Zij kennen niets anders. Maar in een mens is een eigenheid die hij zich bewust wil worden en daarom zal hij er zolang 'naast' zijn met zijn bedoelingen en strevingen tot hij begrijpt dat de kracht van zijn levensnoodwendigheid tegelijk zijn eigen vrijheid en vervulling inhoudt.

Natuurlijk kan men ons voorwerpen: wat verbeeld je je eigenlijk wel? Weet je wel hoe nietig je bent en welk nummer onder de miljarden?
Maar onze afkomst en oorsprong zijn niet iets nietigs, ofschoon door het onbewijsbare ervan deze hoeksteen door vele bouwers zal worden verworpen. Men kan er zich geen voorstelling van maken en geen beeld van vormen.
Het is zelfs heel gemakkelijk te beweren, dat wat wij willen iets is als niets. Maar het feit dat uit dat zg. niets in ons de merkwaardige drang ontstaat naar vervulling, naar het besef van het tegendeel nl. dat uit dat niets alles voortkomt wat schepping genoemd kan worden en dat het de mens zelf is die hier de hand in heeft, maakt dat hij in het scheppend moment zijn grootst geluk vindt. Dit laatste trouwens niet als doelstelling maar als toegift, een geschenk waarvan hij niet had kunnen dromen.


Barend van der Meer

De uitgesproken woorden

Reacties

Populaire posts van deze blog

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS

BEET VAN BEWUSTZIJN