de Ziel en het schouwen van het Al
En nu spreekt de ziel: 'Ik ben hoger gestegen dan alle bergen, ja zelfs hoger dan mijn IK tot in de duistere kracht Gods. Daar hoorde ik zonder geluid; daar zag ik zonder licht; daar rook ik, terwijl er toch geen geur zich spreidde; daar proefde ik, hoewel er toch niets was; daar voelde ik, terwijl er toch geen voorwerp was. Daar werd mijn hart grondeloos, mijn ziel zinneloos, mijn geest vormloos, en onwerkelijk mijn natuur.'
Luister wat de ziel daarmee bedoelt:
'Ik ben hoger gestegen dan alle bergen': daarmee bedoelt zij het uitstijgen boven alle verstandelijke kennis waartoe zij in staat is. 'Tot de duistere kracht Gods': tot daar kwam zij, waar elk verstandelijk onderscheiden een einde neemt.
Wat zij daar hoort is 'zonder geluid': want het is een innerlijk vernemen en geschiedt in een eerstehands gewaarworden.
'Daar zag zij zonder licht': want dit aanschouwen is een zonder bepaald doel bewustworden in het niets. 'Daar rook zij, terwijl geen geur zich spreidde': de adem van de Eenheid, waarin alle dingen verstommen.
'Daar proefde zij, hoewel er niets was': boven alles wat kan worden waargenomen, zweeft een en dezelfde Eenheid. 'daar voelde zij, terwijl er geen voorwerp was': de zuivere eenvormigheid, niet verdoezeld door het geschapene, van het wezen dat aller wezens wezen is.
'Daar werd mijn hart grondeloos': omdat tegenover het overweldigende wonder-boven-wonder iedere poging der liefde neerzinkt; 'mijn ziel zinneloos': omdat al haar zinnen en krachten buiten werking gesteld zijn; 'mijn geest vormloos': omdat zij omgezet wordt in dat wat vorm noch gedaante heeft - in God zelve. 'En mijn natuur werd onwerkelijk': omdat haar eigen wezen haar zo geheel en al ontglipt, dat er niets meer overblijft dan een enkel Is. Dit 'Is' bestaat als de Eenheid, die uit zichzelve is -haar eigene en die van alle dingen.
Meester Eckhart
Luister wat de ziel daarmee bedoelt:
'Ik ben hoger gestegen dan alle bergen': daarmee bedoelt zij het uitstijgen boven alle verstandelijke kennis waartoe zij in staat is. 'Tot de duistere kracht Gods': tot daar kwam zij, waar elk verstandelijk onderscheiden een einde neemt.
Wat zij daar hoort is 'zonder geluid': want het is een innerlijk vernemen en geschiedt in een eerstehands gewaarworden.
'Daar zag zij zonder licht': want dit aanschouwen is een zonder bepaald doel bewustworden in het niets. 'Daar rook zij, terwijl geen geur zich spreidde': de adem van de Eenheid, waarin alle dingen verstommen.
'Daar proefde zij, hoewel er niets was': boven alles wat kan worden waargenomen, zweeft een en dezelfde Eenheid. 'daar voelde zij, terwijl er geen voorwerp was': de zuivere eenvormigheid, niet verdoezeld door het geschapene, van het wezen dat aller wezens wezen is.
'Daar werd mijn hart grondeloos': omdat tegenover het overweldigende wonder-boven-wonder iedere poging der liefde neerzinkt; 'mijn ziel zinneloos': omdat al haar zinnen en krachten buiten werking gesteld zijn; 'mijn geest vormloos': omdat zij omgezet wordt in dat wat vorm noch gedaante heeft - in God zelve. 'En mijn natuur werd onwerkelijk': omdat haar eigen wezen haar zo geheel en al ontglipt, dat er niets meer overblijft dan een enkel Is. Dit 'Is' bestaat als de Eenheid, die uit zichzelve is -haar eigene en die van alle dingen.
Meester Eckhart
Reacties