strijd in het hart 2
De weerspannigheid des harten kan zover gaan dat een mens niet meer leven wil dat hij alles ontkent wat hij lief zou kunnen hebben, dat hij geheel afkerig wordt van alle levenslust en dat hij alles wat het leven looft en omhelst, met argwaan beschouwt. Uit die argwaan en alle te overwinnen elementen verrijst een angst die zo overheersend kan zijn, dat de mens in die bezetenheid geneigd is niets meer te willen en in niets meer te geloven en dat hij al deze zaken onzin vindt en nu maar niets anders wil dan vernietiging, onderhevig en uitgeleverd als hij is aan haat en vernieling, die hij in zichzelf toelaat en waarmede hij zich zelf tracht te doden.
Daarom wordt op deze weg gewaarschuwd voor alle liefdeloze gedachten en gevoelens, hoe redelijk deze zich ook mogen voordoen. Niet voor niets is gezegd, dat wij onze vervolgers niet zouden haten, dat wij de zegen in ons voor andere mensen, wie ook, zouden onderhouden, omdat deze van een bovenpersoonlijke orde is. Dat we het vertrouwen in onze blijmoedigheid en onze bereidheid die weg tot het bittere einde te bewandelen, nooit zouden opgeven, ook al zou iedere mogelijkheid om tot positief levensgevoel te komen, ons schijnbaar volledig ontroofd worden. Dit laatste is immers een begoocheling waarin we nooit en te nimmer ons 'het-van-goede-wille-zijn' moeten laten afdwingen. Nee, lieve lezer, de eindstrijd wordt in het eigen hart gestreden en nergens anders. In de diepste verlorenheid wordt een mens toch tot het leven gewekt. Hij moet vergaan als een graankorrel in de aarde om nieuwe vrucht te schenken.
Als we een weinig wakker worden door te besluiten het hoge doel dat we willen leren kennen te veroveren, zullen we in ons hart een grote overwinning moeten bevechten. Het hart is het slagveld van onze animale natuur. Iemand die geheel volgens zijn aardse instincten leeft, in wie de drang zijn hoger aanzicht te leren kennen, niet is ontwaakt en die geen gehoor vermag te geven aan de verlossende kracht der zelfoverwinning, zal een prooi zijn zonder er erg in te hebben. Hij wordt een buit van de onderste regionen die hem overleveren aan de wentelingen van geboorte en dood, aan het vergankelijke leven waarover de vorst dezer aarde zijn scepter zwaait. Deze macht culmineert in het hart als het beest der Openbaring, hê phrên, waarvan de letterwaarde het beruchte getal 666 is.
Gnostisch wordt dan ook het hart gezien als de zetel der lagere natuur, waaraan het denken van de mens geheel is onderworpen, indien hij de drie hogere aanzichten van het bewustzijn niet vermoedt of wil leren kennen. In de Openbaring wordt de gehele bewustwording als het bestijgen van een trap met zeven treden aangeduid. En langs die steile weg wordt een strijd gevergd, die in het hart zijn einde vindt en de mens tenslotte naar die toestand voert waarin alle strijd zich zelve heeft opgeheven. Deze eindoverwinning wordt door het getal duizend aangegeven, het getal van het griekse hô nikon = overwinnaar, waarvan de letterwaarde duizend is. Aan deze eindoverwinning als achtste en laatste fase zijn de zeven treden voorafgegaan.
De overwinning van het mensendier is een verscheurende, innerlijke strijd. Zij die de vervolging ervan doorstaan en te boven komen, worden niet alleen zalig gesproken, maar ook wordt van hen gezegd dat zij de Vader gekend hebben. Hem eens gekend te hebben betekent hem voor eeuwig en altijd te kennen. Want zijn waarheid zal u nooit en te nimmer geheel verlaten.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=EBOB1D6V
Daarom wordt op deze weg gewaarschuwd voor alle liefdeloze gedachten en gevoelens, hoe redelijk deze zich ook mogen voordoen. Niet voor niets is gezegd, dat wij onze vervolgers niet zouden haten, dat wij de zegen in ons voor andere mensen, wie ook, zouden onderhouden, omdat deze van een bovenpersoonlijke orde is. Dat we het vertrouwen in onze blijmoedigheid en onze bereidheid die weg tot het bittere einde te bewandelen, nooit zouden opgeven, ook al zou iedere mogelijkheid om tot positief levensgevoel te komen, ons schijnbaar volledig ontroofd worden. Dit laatste is immers een begoocheling waarin we nooit en te nimmer ons 'het-van-goede-wille-zijn' moeten laten afdwingen. Nee, lieve lezer, de eindstrijd wordt in het eigen hart gestreden en nergens anders. In de diepste verlorenheid wordt een mens toch tot het leven gewekt. Hij moet vergaan als een graankorrel in de aarde om nieuwe vrucht te schenken.
Als we een weinig wakker worden door te besluiten het hoge doel dat we willen leren kennen te veroveren, zullen we in ons hart een grote overwinning moeten bevechten. Het hart is het slagveld van onze animale natuur. Iemand die geheel volgens zijn aardse instincten leeft, in wie de drang zijn hoger aanzicht te leren kennen, niet is ontwaakt en die geen gehoor vermag te geven aan de verlossende kracht der zelfoverwinning, zal een prooi zijn zonder er erg in te hebben. Hij wordt een buit van de onderste regionen die hem overleveren aan de wentelingen van geboorte en dood, aan het vergankelijke leven waarover de vorst dezer aarde zijn scepter zwaait. Deze macht culmineert in het hart als het beest der Openbaring, hê phrên, waarvan de letterwaarde het beruchte getal 666 is.
Gnostisch wordt dan ook het hart gezien als de zetel der lagere natuur, waaraan het denken van de mens geheel is onderworpen, indien hij de drie hogere aanzichten van het bewustzijn niet vermoedt of wil leren kennen. In de Openbaring wordt de gehele bewustwording als het bestijgen van een trap met zeven treden aangeduid. En langs die steile weg wordt een strijd gevergd, die in het hart zijn einde vindt en de mens tenslotte naar die toestand voert waarin alle strijd zich zelve heeft opgeheven. Deze eindoverwinning wordt door het getal duizend aangegeven, het getal van het griekse hô nikon = overwinnaar, waarvan de letterwaarde duizend is. Aan deze eindoverwinning als achtste en laatste fase zijn de zeven treden voorafgegaan.
De overwinning van het mensendier is een verscheurende, innerlijke strijd. Zij die de vervolging ervan doorstaan en te boven komen, worden niet alleen zalig gesproken, maar ook wordt van hen gezegd dat zij de Vader gekend hebben. Hem eens gekend te hebben betekent hem voor eeuwig en altijd te kennen. Want zijn waarheid zal u nooit en te nimmer geheel verlaten.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=EBOB1D6V
Reacties