het Koninkrijk op aarde afsluiting
Waarom gaan zo weinig mensen die weg?
Dat het moeilijk is, kan geen bezwaar zijn, omdat het gemakkelijke niet te vertrouwen is. Het moeilijke ligt in de getrouwheid aan het eens genomen besluit van de mens. Zichzelf te bewijzen, dat men het wil, zich door geen twijfelingen of verstandelijke overwegingen te laten weerhouden en zich niet aan te laten praten, dat deze weg die tevens een weg van vreugde is - hij leidt immers tot bevrijding - ook maar één medemens zou schaden. De dwalingen en misleidingen zijn vele, oa ook dat er wel eens klappen uitgedeeld moeten worden of opgelopen.
Aan dwalingen is niet te ontkomen en struikelen is meer dan eens mogelijk. De weg beantwoordt niet aan de eisen, die anderen aan ons stellen, maar aan die welke we ons zelf stellen. Daarom worden ze al moeilijker, totdat de laatste stelling is overwonnen en de dood zelve zich begeeft. Dan ligt de weg open in het nieuwe land, onafzienbaar eindeloos als een feest. Dit is niet een belofte maar een feit. De mens gevangen in zijn dagelijks gerei, kan zich niet voorstellen hoe stralend de treden zijn die hij tegemoet gaat, een lichtende weg in het dagelijks leven. Er is geen wil meer tot terug.
Ik ben er zeker van, lieve lezer, dat ieder mens deze weg zou willen gaan, indien hij hem maar zag. De grote moeilijkheid ligt in het feit, dat de zintuigen waarmee we ons oriërenteren aan het lichaam toebehoren. Dit lichaam is van animale natuur. De zintuigen zijn er dus voortdurend op uit ons te voeden.
De mond voedt ons naar de smaak, de neus naar de reuk en de lucht die wij inademen, het oog naar licht en kleur, het oor naar velerlei geluid en de handen naar hun tastzin. Het schijnt wel alsof alle zintuiglijkheid op aardse wijze ingesteld is om hoe dan ook 'tot zich' te moeten nemen. Immers het lichaam moet leven en bedient zich van de door zich geschapen zintuigen.
Het is daarom te begrijpen, dat deze op verschillende wijze verstrengeld zijn met de objecten der zinnen en hun belangen. Ze zijn daarvan niet alleen voortdurend vervuld, maar tevens worden hun functies begeleid door bezorgdheid en angst tot instandhouding van de soort en het langer verblijven in dit aardse leven. Liefst hier zo lang mogelijk leven om de dood, die als einde van alle dingen wordt gezien, nog een dagje of wat te kunnen verschuiven. De mens is toch geneigd zijn sterfelijk lichaam voor zijn ware lichaam te houden en deze aarde voor de enige mogelijkheid van bestaan. Daarom zal hij er niet spoedig toe komen waarde te hechten aan een Rijk, dat hoewel het een Koninkrijk geheten wordt, in genen dele beantwoordt aan welke aardse voorstelling ook.
Het is wel vergeleken met een zaad als beginsel, met een akker waarin een grote vruchtbaarheid verborgen is, of met een licht dat in de duisternis straalt, maar juist de geslotenheid en bevangenheid onzer zintuigen belemmeren ons dat licht waar te nemen, omdat het niet van het lichaam is.
Het is heel vreemd, dat er zovele mensen zijn die dit fanatiek ontkennen, terwijl, zoals ze zelf ervaren, deze ontkenning leidt tot een vorm van zelfvernietiging, een eigenaardige gecentreerde liefdeloosheid als egocentrische liefde, die een innerlijke steriliteit, een niet-leven-willen, tengevolge kan hebben. Men zet het licht onder een korenmaat en gedraagt zich alsof het er niet is. Hier wordt de korenmaat een merkwaardig zinnebeeld, omdat men tov het licht, dat in de duisternis schijnt, geen enkele maatstaf kent. Een mens wil zijn belangen, welke het ook zijn, toch tot in het oneindige uitmeten. Zo zit de angst hem op de hielen. En angst wil geen licht, geen moed en geen liefde. De mens houdt de hand voor de ogen en roept: Doe dat licht weg.
Het schijnt uit zichzelf in de wereld en voor de mensen en is van een onverstoorbare positiviteit. Het is door te zijn wat het is. Licht uit licht, kracht uit kracht, geest uit geest en God uit God.
In dit licht is geen oordeel over het lichaam. Geen enkele terechtwijzing en niet de geringste dwang. Het is licht dat de duisternis letterlijk en figuurlijk verdrijft, kracht die alle andere krachten aan zich ondergeschikt doet zijn enkel door haar aanwezigheid en kwaliteit. Het is liefde die het grote vertrouwen schenkt en alle angst en vrees teniet doet. Het is de verlossing voor alle mensen, voor alle dieren, voor de natuur en het lijden. En dit is over de aarde en in de wereld en zal bij de mensen blijven zolang de aarde leeft.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Dat het moeilijk is, kan geen bezwaar zijn, omdat het gemakkelijke niet te vertrouwen is. Het moeilijke ligt in de getrouwheid aan het eens genomen besluit van de mens. Zichzelf te bewijzen, dat men het wil, zich door geen twijfelingen of verstandelijke overwegingen te laten weerhouden en zich niet aan te laten praten, dat deze weg die tevens een weg van vreugde is - hij leidt immers tot bevrijding - ook maar één medemens zou schaden. De dwalingen en misleidingen zijn vele, oa ook dat er wel eens klappen uitgedeeld moeten worden of opgelopen.
Aan dwalingen is niet te ontkomen en struikelen is meer dan eens mogelijk. De weg beantwoordt niet aan de eisen, die anderen aan ons stellen, maar aan die welke we ons zelf stellen. Daarom worden ze al moeilijker, totdat de laatste stelling is overwonnen en de dood zelve zich begeeft. Dan ligt de weg open in het nieuwe land, onafzienbaar eindeloos als een feest. Dit is niet een belofte maar een feit. De mens gevangen in zijn dagelijks gerei, kan zich niet voorstellen hoe stralend de treden zijn die hij tegemoet gaat, een lichtende weg in het dagelijks leven. Er is geen wil meer tot terug.
Ik ben er zeker van, lieve lezer, dat ieder mens deze weg zou willen gaan, indien hij hem maar zag. De grote moeilijkheid ligt in het feit, dat de zintuigen waarmee we ons oriërenteren aan het lichaam toebehoren. Dit lichaam is van animale natuur. De zintuigen zijn er dus voortdurend op uit ons te voeden.
De mond voedt ons naar de smaak, de neus naar de reuk en de lucht die wij inademen, het oog naar licht en kleur, het oor naar velerlei geluid en de handen naar hun tastzin. Het schijnt wel alsof alle zintuiglijkheid op aardse wijze ingesteld is om hoe dan ook 'tot zich' te moeten nemen. Immers het lichaam moet leven en bedient zich van de door zich geschapen zintuigen.
Het is daarom te begrijpen, dat deze op verschillende wijze verstrengeld zijn met de objecten der zinnen en hun belangen. Ze zijn daarvan niet alleen voortdurend vervuld, maar tevens worden hun functies begeleid door bezorgdheid en angst tot instandhouding van de soort en het langer verblijven in dit aardse leven. Liefst hier zo lang mogelijk leven om de dood, die als einde van alle dingen wordt gezien, nog een dagje of wat te kunnen verschuiven. De mens is toch geneigd zijn sterfelijk lichaam voor zijn ware lichaam te houden en deze aarde voor de enige mogelijkheid van bestaan. Daarom zal hij er niet spoedig toe komen waarde te hechten aan een Rijk, dat hoewel het een Koninkrijk geheten wordt, in genen dele beantwoordt aan welke aardse voorstelling ook.
Het is wel vergeleken met een zaad als beginsel, met een akker waarin een grote vruchtbaarheid verborgen is, of met een licht dat in de duisternis straalt, maar juist de geslotenheid en bevangenheid onzer zintuigen belemmeren ons dat licht waar te nemen, omdat het niet van het lichaam is.
Het is heel vreemd, dat er zovele mensen zijn die dit fanatiek ontkennen, terwijl, zoals ze zelf ervaren, deze ontkenning leidt tot een vorm van zelfvernietiging, een eigenaardige gecentreerde liefdeloosheid als egocentrische liefde, die een innerlijke steriliteit, een niet-leven-willen, tengevolge kan hebben. Men zet het licht onder een korenmaat en gedraagt zich alsof het er niet is. Hier wordt de korenmaat een merkwaardig zinnebeeld, omdat men tov het licht, dat in de duisternis schijnt, geen enkele maatstaf kent. Een mens wil zijn belangen, welke het ook zijn, toch tot in het oneindige uitmeten. Zo zit de angst hem op de hielen. En angst wil geen licht, geen moed en geen liefde. De mens houdt de hand voor de ogen en roept: Doe dat licht weg.
Het schijnt uit zichzelf in de wereld en voor de mensen en is van een onverstoorbare positiviteit. Het is door te zijn wat het is. Licht uit licht, kracht uit kracht, geest uit geest en God uit God.
In dit licht is geen oordeel over het lichaam. Geen enkele terechtwijzing en niet de geringste dwang. Het is licht dat de duisternis letterlijk en figuurlijk verdrijft, kracht die alle andere krachten aan zich ondergeschikt doet zijn enkel door haar aanwezigheid en kwaliteit. Het is liefde die het grote vertrouwen schenkt en alle angst en vrees teniet doet. Het is de verlossing voor alle mensen, voor alle dieren, voor de natuur en het lijden. En dit is over de aarde en in de wereld en zal bij de mensen blijven zolang de aarde leeft.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties