het Koninkrijk op aarde 1
Zijn discipelen zeiden tot Hem: Wanneer zal het Koninkrijk komen? Jezus zeide: Het zal niet komen in een verwachting; zij zullen niet zeggen: 'Ziet, hier', of 'Ziet, daar'. Maar het Koninkrijk van de Vader is uitgebreid op de aarde en de mensen zien het niet.
De mens is uit het Koninkrijk gestort op aarde. Daardoor is hij geheel omringd met aarde en leeft hij in de duisternis. Hij ziet, ruikt, proeft en tast niets dan aarde en kan niets anders meer geloven. Alleen heeft hij na heel veel inspanning en studie ontdekt, dat ook zijn lichaam aards is, hoewel hij vindt - en toch niet geheel met recht - dat al het lichamelijke beleven reflexen zijn van aardse indrukken en gebeurtenissen. Een andere afkomst kent hij niet meer en hij weet niet en gelooft niet dat hij van koninklijke 'bloede' is. Hij gelooft alleen maar wat hij beleeft en hij beleeft aarde overal.
Zijn stemmingen, zijn humeur, zijn aandriften en wensen, zijn begeerten, zijn doelstellingen, de zucht tot instandhouding van het lichaam en de soort en alles wat daarmede ook op de subtielste wijze samenhangt, het wordt alles lichamelijk ervaren en beleefd en als zodanig in dikke boeken voor altijd geregistreerd.
Toch zijn er mensen, die ontdekken wat zij zelf zijn en die daardoor een onomstotelijke zekerheid verworven hebben van iets substantieels, dat niet tot het lichaam behoort en geen lichamelijke oorsprong hebben kan. Dit substantiële is tegelijkertijd een kracht en maakt zich kenbaar 'binnen in hem' als een licht. Door alle lichamelijke ervaringen heen, hetzij extatische of afgrondelijk duistere, waarbij het lichaam betrokken is, blijft de aanwezigheid van dit onnoembare en onbewijsbare zich handhaven tot grote verwondering en dankbaarheid van de mens zelf, die, ofschoon hij door talloze beproevingen is gegaan, steeds weer als een onuitroeibare zelfstandigheid de trouwe aanwezigheid van dit onnoemlijke bespeurt.
Is het een wonder dat hij geneigd is het een zodanige naam te geven, dat het zich te allen tijde van zijn louter lichamelijke gewaarwordingen vermag te onderscheiden? En hoewel het woord 'geest' vele betekenissen heeft, gaat het hier om een aanduiding van een bijzondere eigenschap, n.l. dat deze geest een zeer individuele autoriteit bezit die tegenwoordig blijft, ook al bezwijkt het lichaam, en die geen enkele vorm van vrees kent, al wordt het lichamelijke dan ook door vele noden en schade bedreigd. Deze geest oefent zelf niet de minste dwang uit en zal daardoor dus nooit zijn 'gezag' trachten te handhaven.
Het is eenvoudig gezag en macht, hoewel van een kwaliteit, die niet spoedig wordt herkend. Het behoeft zich ook nooit te onderwerpen, juist omdat het niets te duchten heeft. Geweld, angst, dwang, leed zijn er dan ook geheel vreemd aan, hoewel het lichamelijke leven deze kenmerken in hoge mate zijn toebedeeld.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
De mens is uit het Koninkrijk gestort op aarde. Daardoor is hij geheel omringd met aarde en leeft hij in de duisternis. Hij ziet, ruikt, proeft en tast niets dan aarde en kan niets anders meer geloven. Alleen heeft hij na heel veel inspanning en studie ontdekt, dat ook zijn lichaam aards is, hoewel hij vindt - en toch niet geheel met recht - dat al het lichamelijke beleven reflexen zijn van aardse indrukken en gebeurtenissen. Een andere afkomst kent hij niet meer en hij weet niet en gelooft niet dat hij van koninklijke 'bloede' is. Hij gelooft alleen maar wat hij beleeft en hij beleeft aarde overal.
Zijn stemmingen, zijn humeur, zijn aandriften en wensen, zijn begeerten, zijn doelstellingen, de zucht tot instandhouding van het lichaam en de soort en alles wat daarmede ook op de subtielste wijze samenhangt, het wordt alles lichamelijk ervaren en beleefd en als zodanig in dikke boeken voor altijd geregistreerd.
Toch zijn er mensen, die ontdekken wat zij zelf zijn en die daardoor een onomstotelijke zekerheid verworven hebben van iets substantieels, dat niet tot het lichaam behoort en geen lichamelijke oorsprong hebben kan. Dit substantiële is tegelijkertijd een kracht en maakt zich kenbaar 'binnen in hem' als een licht. Door alle lichamelijke ervaringen heen, hetzij extatische of afgrondelijk duistere, waarbij het lichaam betrokken is, blijft de aanwezigheid van dit onnoembare en onbewijsbare zich handhaven tot grote verwondering en dankbaarheid van de mens zelf, die, ofschoon hij door talloze beproevingen is gegaan, steeds weer als een onuitroeibare zelfstandigheid de trouwe aanwezigheid van dit onnoemlijke bespeurt.
Is het een wonder dat hij geneigd is het een zodanige naam te geven, dat het zich te allen tijde van zijn louter lichamelijke gewaarwordingen vermag te onderscheiden? En hoewel het woord 'geest' vele betekenissen heeft, gaat het hier om een aanduiding van een bijzondere eigenschap, n.l. dat deze geest een zeer individuele autoriteit bezit die tegenwoordig blijft, ook al bezwijkt het lichaam, en die geen enkele vorm van vrees kent, al wordt het lichamelijke dan ook door vele noden en schade bedreigd. Deze geest oefent zelf niet de minste dwang uit en zal daardoor dus nooit zijn 'gezag' trachten te handhaven.
Het is eenvoudig gezag en macht, hoewel van een kwaliteit, die niet spoedig wordt herkend. Het behoeft zich ook nooit te onderwerpen, juist omdat het niets te duchten heeft. Geweld, angst, dwang, leed zijn er dan ook geheel vreemd aan, hoewel het lichamelijke leven deze kenmerken in hoge mate zijn toebedeeld.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties