de mens kan niet sterven 6

In de regel geloven de mensen niet aan deze weg tot innerlijke bevrijding. Het is voor velen een dwaas woord en een zwevend en onvast beginnen. Maar als wij op weg zijn om een ware werkelijkheid in ons bewustzijn als een positief krachtveld te leren kennen, dan moeten wij toch - zij het op een nieuwe wijze - volstrekt vertrouwen hebben in onszelf als een onverstoorbare kern, die tegelijk een 'knower' is, een kenvermogen, waardoor wij tot de objectieve onderscheiding komen van alles wat er in ons gebeurt en nog kan gebeuren.
Indien wij over dat kenvermogen, als een oog, de beschikking hebben, zou het ons in staat stellen de wereld heel anders te bezien. Het is heel moeilijk te begrijpen wat wij zijn. Maar het is wel te beleven en dit nu gaat ons begrip vele malen te boven. De belevenis ervan is tegelijkertijd een kennen en een weten en het geschiedt door een uiterst subtiel zielsorganisme, dat in het Tibetaanse Dodenboek het waarheidslichaam wordt genoemd en waaraan men zelf een concrete gestalte trachtte te geven.

Dat deze gestalte altijd een symbool is, is te begrijpen, want het is niet mogelijk deze onaantastbare wezenheid anders te realiseren dan in haar eeuwigheidsfunctie, zoals deze zich in onze aardse vergankelijke vorm vermag te manifesteren. En evenals het licht door het prisma in tal van regenboogkleuren gebroken wordt, evenzozeer breekt onze persoonlijkheid het ene in een veelheid van uitingen, waardoor wij tevens een idee krijgen hoe er één leven is dat zich uit in de chaos van vormen.

Kan iemand zijn ware natuur tonen, zoals die ontwaken kan in zijn sterfelijk lichaam? Zijn onsterfelijke eeuwige wezen? Nee toch. Onze tijdelijke zintuigen kunnen het niet waarnemen. Zijn verstand kan alleen maar de tijdelijke dingen meten. Zijn ogen en oren nemen slechts de voorbijgaande indrukken op.
Het zou alleen de geest kunnen zijn, die ieder mens naar zijn oorsprong is, maar deze laat men niet aan de orde komen, omdat hij overheerst wordt door de verduistering der lichamelijke zintuiglijkheid.
Het gaat hier over een substantie, die wel een ieder bezit, maar waarin de mens moeilijk kan geloven. Jezus zelf was er het voorbeeld van dat men hem niet herkende en dat dan ook zoveel verwarring schiep in de hoofden van de mensen en dat nog doet. Zou er een tijd geweest zijn waarin men zo zeer een innige behoefte had hem werkelijk te zien zoals hij was, maar zich tegelijkertijd steeds weer laat verleiden zijn historische verschijning daarmee in overeenstemming te brengen?

Waarom wil men toch de uiterlijke verschijning zien als een realisering van geestelijk leven? De uiterlijke verschijning is en blijft het animale lichaam. Men let op de gedragingen van het vlees, maar gelooft niet in de geest. Men wil door de lichamelijke prestaties geïmponeerd wezen en weet niet dat daardoor tegelijkertijd in hemzelf het geestelijk element alleen gelaten wordt en niet de minste belangstelling krijgt, al was het maar van de drager zelf.
De mensen klagen over de vereenzaming van het leven, omdat zij het zelf zijn, die de Goddelijke afgezant in zich alleen laten en niet in hun afgescheidenheid betrekken, waardoor alle eenzaamheid wordt opgeheven.


Barend van der Meer



De uitgesproken woorden

Reacties

Populaire posts van deze blog

HET PAD

eigenwilligheid en de Wil

MYSTIEKE WEDERGEBOORTE