de mens kan niet sterven 8
Maar één ding is nodig: de kracht Gods erkennen, ontdekken en in het bewustzijn binnenlaten, opdat het wordt vervuld van 'alles voor allen'. Als iemand in deze kracht zelfs niet geloven kan, dan zal hij zichzelf daardoor buiten sluiten. En hij kan er alleen maar in geloven als hij dit werkelijk wil. Deze opgave vereenvoudigt onze gehele levensinstelling. Ik weet heel goed hoe moeilijk ze is en onderschat haar niet. Een ieder mens moet zijn eigen bewustzijn leren bevrijden van de tirannen van angst, dood en ziekte. De kracht dezer bevrijding ligt in zijn eigen innerlijk standvastig willen, een meesterschap over onszelf verwerven.
Hier heeft niets te betekenen wat anderen van ons denken, wat dat dan ook is. Hij, die de kunst verstaat zijn eigen erf schoon te houden, zal al spoedig bemerken hoe onaantastbaar hij wordt voor het oordeel van zijn medemensen, die eigenlijk niet weten wat ze doen door hem steeds onder een oordeel te houden. In de eenheid is geen oordeel en er is niets en volstrekt niets dat de mens kan deren.
Al zou hij op de vreselijkste wijze belaagd worden, op de verachtelijkste manier behandeld, zoals dat met Jezus geschiedde, doordat men hem kruisigde. In het Goddelijke besef van het ene onvervalste en zuivere Goddelijke leven kan een mens naar zijn ware en onsterfelijke werkelijkheid niets geschieden. Alle tweeheid en verdeeldheid zijn waan en tegenstrijdigheid. Doorzie die waan en ontdek hoe boven alles heerlijk het is in eenheid te leven. Daarin is de vrijheid die niemand ons ontroven kan. Dit bewustzijn van onsterfelijke substantie kan niet vernietigd worden. Het allerfijnste organisme, dat er de drager van is, ligt buiten het bereik van hen die het lichaam willen doden of op een of andere manier krenken. De dood is de waan van een ogenblik in de tijd en geldt voor alles wat niet met eeuwigheid is toebedeeld. Het licht van ons ware wezen kan niet gedoofd worden. De mens kan niet sterven.
Het is te begrijpen dat hier geen organisatie nodig is en niet de drang gekend wordt om banden en verantwoordelijkheden tegenover elkander aan te gaan. Deze eenheid voltrekt zich in de mens zelf en alleen daardoor op de wereld, maar op geen andere wijze. Het is totaal overbodig haar te willen ordenen, want eenheid is haar eigen orde. Hier heersen geen voorschriften meer en is er geen afzonderlijke autoriteit. De eenheid zelf is autoriteit, zoals ieder mens die zichzelf als gegrondvest in die eenheid ontdekt.
Er is niets te verdedigen. Hoe zal men wat is verdedigen? Er heerst dus geen enkele angst. Deze doet onmiddelijk haar intrede als de mens, wederom door een lichamelijk affect gedreven, deze toestand zou verlaten.
Hij is geheel vrij om zijn vrijheid wederom te willen verliezen. Er heerst geen verbod dat hij dit niet zou mogen, maar het is te begrijpen dat dit toch eigenlijk zinloos is, omdat niets meer waardevol, niets waarachtiger is dan in dit nieuwe rijk te leven en daar zijn weg voort te zetten als een leven dat geen einde heeft en waarbij het deelhebben aan de Goddelijke kwaliteit zijn blijvende begeleiding is. Zolang hij immers hier op aarde leeft temidden der vergankelijkheden, die zich altijd weer aan zijn bewustzijn onder steeds wisselende vormen als evenzovele begoochelingen op willen dringen, zolang hij zich in zijn liefde tot het ene en zijn besef ervan versterkt gevoelen, zodat hij van zijn opwaartse gang verzekerd kan zijn. Hij is er zich niet van bewust hoevele treden zich nog boven hem uitstrekken en welke vergezichten en lichtbelevenissen hem te wachten staan.
Zijn lichamelijke toestand is voor hem een mogelijkheid deze wil tot eenheid in de meest onverwachte situaties te onderhouden en te versterken. Daardoor zal zijn innerlijke geestelijke gestalte in kracht toenemen en hem in staat stellen na de dood van het lichaam meer en meer 'vleugelslag' deelachtig te worden.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Hier heeft niets te betekenen wat anderen van ons denken, wat dat dan ook is. Hij, die de kunst verstaat zijn eigen erf schoon te houden, zal al spoedig bemerken hoe onaantastbaar hij wordt voor het oordeel van zijn medemensen, die eigenlijk niet weten wat ze doen door hem steeds onder een oordeel te houden. In de eenheid is geen oordeel en er is niets en volstrekt niets dat de mens kan deren.
Al zou hij op de vreselijkste wijze belaagd worden, op de verachtelijkste manier behandeld, zoals dat met Jezus geschiedde, doordat men hem kruisigde. In het Goddelijke besef van het ene onvervalste en zuivere Goddelijke leven kan een mens naar zijn ware en onsterfelijke werkelijkheid niets geschieden. Alle tweeheid en verdeeldheid zijn waan en tegenstrijdigheid. Doorzie die waan en ontdek hoe boven alles heerlijk het is in eenheid te leven. Daarin is de vrijheid die niemand ons ontroven kan. Dit bewustzijn van onsterfelijke substantie kan niet vernietigd worden. Het allerfijnste organisme, dat er de drager van is, ligt buiten het bereik van hen die het lichaam willen doden of op een of andere manier krenken. De dood is de waan van een ogenblik in de tijd en geldt voor alles wat niet met eeuwigheid is toebedeeld. Het licht van ons ware wezen kan niet gedoofd worden. De mens kan niet sterven.
Het is te begrijpen dat hier geen organisatie nodig is en niet de drang gekend wordt om banden en verantwoordelijkheden tegenover elkander aan te gaan. Deze eenheid voltrekt zich in de mens zelf en alleen daardoor op de wereld, maar op geen andere wijze. Het is totaal overbodig haar te willen ordenen, want eenheid is haar eigen orde. Hier heersen geen voorschriften meer en is er geen afzonderlijke autoriteit. De eenheid zelf is autoriteit, zoals ieder mens die zichzelf als gegrondvest in die eenheid ontdekt.
Er is niets te verdedigen. Hoe zal men wat is verdedigen? Er heerst dus geen enkele angst. Deze doet onmiddelijk haar intrede als de mens, wederom door een lichamelijk affect gedreven, deze toestand zou verlaten.
Hij is geheel vrij om zijn vrijheid wederom te willen verliezen. Er heerst geen verbod dat hij dit niet zou mogen, maar het is te begrijpen dat dit toch eigenlijk zinloos is, omdat niets meer waardevol, niets waarachtiger is dan in dit nieuwe rijk te leven en daar zijn weg voort te zetten als een leven dat geen einde heeft en waarbij het deelhebben aan de Goddelijke kwaliteit zijn blijvende begeleiding is. Zolang hij immers hier op aarde leeft temidden der vergankelijkheden, die zich altijd weer aan zijn bewustzijn onder steeds wisselende vormen als evenzovele begoochelingen op willen dringen, zolang hij zich in zijn liefde tot het ene en zijn besef ervan versterkt gevoelen, zodat hij van zijn opwaartse gang verzekerd kan zijn. Hij is er zich niet van bewust hoevele treden zich nog boven hem uitstrekken en welke vergezichten en lichtbelevenissen hem te wachten staan.
Zijn lichamelijke toestand is voor hem een mogelijkheid deze wil tot eenheid in de meest onverwachte situaties te onderhouden en te versterken. Daardoor zal zijn innerlijke geestelijke gestalte in kracht toenemen en hem in staat stellen na de dood van het lichaam meer en meer 'vleugelslag' deelachtig te worden.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties