20-11-61 reisverslag
Het was heel donker; de sterren stonden stralend aan een wolkeloze hemel en de berglucht was koel en zuiver. De koplampen vingen de hoge cactussen in hun licht; die waren blinkend zilver; er lag morgendauw over en ze glansden; de plantjes flonkerden van dauw en de koplampen deden het groen schitteren en flonkeren in een ander groen dan dat van overdag. Alle bomen zwegen, mysterieus, dromend en onbenaderbaar. Zelfs de uilen waren ver weg en zwegen.
Op het geluid van de auto na was het land in slaap; gevangen door de koplampen zaten alleen de nachtzwaluwen met rode fonkelende ogen op de weg; ze staarden naar ons en vlogen fladderend weg. Zo vroeg in de morgen sliepen de dorpen en de weinige mensen op de weg hadden zich ingepakt, zodat alleen hun gezicht was te zien. Een hond zat zich midden op de weg te krabben; hij weigerde opzij te gaan en de auto moest om hem heen.
Toen liet plotseling de morgenster zich zien; ze was zeker zo groot als een schotel, verbazend helder en ze leek het oosten te beheersen. Er was een licht gloeien en ver weg was er het begin van de dageraad. Op een paar na sliepen de vogels nog en bij het naderen van de dageraad begonnen ze wakker te worden, kraaien, gieren, duiven, en de ontelbare kleine vogeltjes.
De ochtendschemering maakte plaats voor de dag en de vrachtwagens die voorbij denderden hadden hun lichten gedoofd. Nu waren de dorpen wakker, de mensen veegden hun stoepen; verwaarloosde honden, nog diep in slaap, lagen midden op de weg; ze leken bij voorkeur precies op het midden van de weg te liggen; vrachtauto's, auto's en mensen gingen er omheen. Vrouwen met kleine kinderen achter zich aan droegen water aan uit de put.
De zon werd heel en verblindend, de heuvels waren ruw en er waren minder bomen; door een vlak, open landschap reden we het bergland uit, in de richting van de zee.
De auto ging vrij snel en was een goede plek om te mediteren.
Vrij zijn van het woord en er niet teveel waarde aan hechten; zien dat het woord anders is dan de zaak zelf en dat de zaak nooit het woord is; niet verstrikt raken in de bijbetekenissen van het woord en toch met zorg en begrip woorden gebruiken; gevoelig zijn voor woorden en niet onder de druk ervan leven; de woordbarriere doorbreken en op de feiten letten; het vergif van woorden uit de weg gaan en hun schoonheid voelen; iedere vereenzelviging met woorden opzij zetten en ze onderzoeken, want woorden kunnen valstrikken zijn.
Het masker van het woord dient als bescherming voor de luie, gedachteloze en bedrieglijke geest. Onderworpenheid aan woorden is het begin van werkloosheid die actie kan lijken; een in symbolen gevangen geest kan nooit ver komen. Ieder woord, elke gedachte vormt de geest en als niet iedere gedachte begrepen wordt, wordt de geest een slaaf van woorden en het leed zet in.
Krishnamurti
Reacties