vergankelijk onvergankelijk 3
De mens is geneigd alleen te geloven in wat hij ziet. Terwijl hij in een wereld van wonderen leeft en dagelijks leert omgaan met krachten die hij niet ziet, met werkelijkheden die aanvankelijk verborgen zijn voor zijn ogen en oren, maar waarneembaar gemaakt kunnen worden. De atmosfeer der aarde is vervuld van onzichtbare trillingen. Juist, roept hij uit, maar dat zijn de wonderen van onze techniek. Het bewijst alleen maar dat er dingen zijn die men niet ziet, maar niettemin zichtbaar gemaakt kunnen worden.
Vele mensen vinden dat gedachten en gevoelens niets zijn. Men kan ze niet zien tenzij ze zo sterk zijn dat ze zich duidelijk in een gelaat of houding weerspiegelen. Men gelooft in de gedachten van de mens als hij ze uitspreekt. Voordien waren ze onwaarneembaar in hem aanwezig.
Is de mens het leven dat er in hem zelf omgaat? Is wat er in hem omgaat altijd afhankelijk van zijn lichaam en de toestand daarvan? Natuurlijk zijn gedachten afhankelijk van zijn brein. Maar alle? Komen alle gedachten op in het brein of is er ook een denken dat zich zelf denken kan? Een levend en niet een weerspiegelend denken? Heeft een mens niet ook een leven voor zich, een niet uitgesproken leven, een innerlijk leven? Gaat hij nooit eens met dat innerlijk te rade? Nooit eens een weinig ter ziele? Is het waar dat een mens dát alleen het werkelijke leven vindt dat je voor geld kunt kopen?
Het is niet waar. Het leven dat je voor geld kunt kopen bergt iemand in een dichte kluis. Dat stelt hem gerust. Hij maakt er een voorraad van en zegt: tot zo lang kan ik er nog mee toe. En in die nacht stierf hij. Welk een benauwend leven. De tijd kan beklemmen als een kooi want er is niet genoeg ruimte in de tijd. De hand van de tijd, de greep van de tijd, de grenzen van de tijd. Daardoor gevoelt de mens zich opgesloten. Hij stikt in de tijd. Hij maakt de tijd tot levensadem. Hij heeft geen tijd. Hij jaagt, hij haast zich door de tijd.
Waar heeft de mens eeuwigheid gevonden? Wie heeft het uitgesproken? Waar heeft hij het licht gevonden dat de duistere tijd verlicht en dus ruim maakt? Als de mens ter ziele gaat ontmoet hij dan niet het eeuwige? Is dat niet altijd gezegd? Wie heeft het geprobeerd? Wie durft de ziel trotseren en daar door henen te schrijden als door een donker woud?
Als een mens geboren wordt komt er van allerlei in deze wereld op hem toe. Het wordt hem niet gevraagd het aan te nemen, het wordt hem alles gewoonweg toegestopt. In de regel ontvangen hem liefdevolle armen die hem, de hulpeloze, opnemen en gaan verzorgen en vaak vertroetelen. En het mensje laat het zich als een kleine koning welgevallen en voorlopig van alles met zich doen. Ook neemt hij aan wat men hem aanbiedt en zegt hem in de regel met nadruk dat het erg mooi is wat hij krijgt ook al is het foeilelijk. Maar dat doet er niet toe. De wereld wordt langzamerhand groter voor hem en daarom gebeurt er ook meer. Hij wordt doordrongen hoe belangrijk het leven hier in de wereld is en ook dat hij - later dan - in zijn onderhoud moet leren voorzien.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=QJCNE9GM
Vele mensen vinden dat gedachten en gevoelens niets zijn. Men kan ze niet zien tenzij ze zo sterk zijn dat ze zich duidelijk in een gelaat of houding weerspiegelen. Men gelooft in de gedachten van de mens als hij ze uitspreekt. Voordien waren ze onwaarneembaar in hem aanwezig.
Is de mens het leven dat er in hem zelf omgaat? Is wat er in hem omgaat altijd afhankelijk van zijn lichaam en de toestand daarvan? Natuurlijk zijn gedachten afhankelijk van zijn brein. Maar alle? Komen alle gedachten op in het brein of is er ook een denken dat zich zelf denken kan? Een levend en niet een weerspiegelend denken? Heeft een mens niet ook een leven voor zich, een niet uitgesproken leven, een innerlijk leven? Gaat hij nooit eens met dat innerlijk te rade? Nooit eens een weinig ter ziele? Is het waar dat een mens dát alleen het werkelijke leven vindt dat je voor geld kunt kopen?
Het is niet waar. Het leven dat je voor geld kunt kopen bergt iemand in een dichte kluis. Dat stelt hem gerust. Hij maakt er een voorraad van en zegt: tot zo lang kan ik er nog mee toe. En in die nacht stierf hij. Welk een benauwend leven. De tijd kan beklemmen als een kooi want er is niet genoeg ruimte in de tijd. De hand van de tijd, de greep van de tijd, de grenzen van de tijd. Daardoor gevoelt de mens zich opgesloten. Hij stikt in de tijd. Hij maakt de tijd tot levensadem. Hij heeft geen tijd. Hij jaagt, hij haast zich door de tijd.
Waar heeft de mens eeuwigheid gevonden? Wie heeft het uitgesproken? Waar heeft hij het licht gevonden dat de duistere tijd verlicht en dus ruim maakt? Als de mens ter ziele gaat ontmoet hij dan niet het eeuwige? Is dat niet altijd gezegd? Wie heeft het geprobeerd? Wie durft de ziel trotseren en daar door henen te schrijden als door een donker woud?
Als een mens geboren wordt komt er van allerlei in deze wereld op hem toe. Het wordt hem niet gevraagd het aan te nemen, het wordt hem alles gewoonweg toegestopt. In de regel ontvangen hem liefdevolle armen die hem, de hulpeloze, opnemen en gaan verzorgen en vaak vertroetelen. En het mensje laat het zich als een kleine koning welgevallen en voorlopig van alles met zich doen. Ook neemt hij aan wat men hem aanbiedt en zegt hem in de regel met nadruk dat het erg mooi is wat hij krijgt ook al is het foeilelijk. Maar dat doet er niet toe. De wereld wordt langzamerhand groter voor hem en daarom gebeurt er ook meer. Hij wordt doordrongen hoe belangrijk het leven hier in de wereld is en ook dat hij - later dan - in zijn onderhoud moet leren voorzien.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=QJCNE9GM
Reacties