verdeeldheid eenheid
Een man zeide tot Hem: Zeg mij broers dat zij de bezittingen van mijn vader met mij delen. Hij zeide tot hem: O mens, wie heeft mij een verdeler gemaakt? Hij wendde zich tot zijn discipelen, hij zeide tot hen: Ik ben toch geen verdeler?
Wie zijn mijn broeder en wie is mijn vader? Naar den bloede? Of naar de geest? In het geestelijk leven heeft men slechts één vader. Niet naar het uiterlijke leven, dat vol spanningen is en tegenstellingen en verdeeldheden. Niet naar het hebben en het houden en het elkander een erfdeel betwisten met de levenslange gevolgen van dien. Niet naar de afgunstige blikken van het elkander benijden en het elkander niet gunnen. In die verdeeldheden ligt de grondslag voor familieveten en broederhaat. Immers geen haat is groter en duurzamer dan die onder bloedverwanten. Het zijn met recht de stemmen van het bloed die elkander willen overheersen en overschreeuwen. O nee, Jezus geeft zich aan die wereld niet gewonnen en bezit daarin geen enkele macht en kan dat ook niet willen.
Hij is geen verdeler en heeft niets te verdelen. Zijn bezittingen nemen niet af, terwijl men er meer van neemt. Hoe meer, hoe liever. Hij verzamelt immers en verstrooit niet. Wat hij verzamelt blijft zijn eenheid behouden en men kan eigenlijk aan die eenheid niets toe- of afdoen. Het verzamelen is hier een zich meer en meer bewust worden van de onmetelijke schatten die voor de mens zijn weggelegd.
Waarom zou hij dat land niet binnengaan? Waarom niet ophouden zich beangst en ongerust te maken over dingen die men na een luttel aantal jaren toch niet mee kan nemen? Hoeveel te meer wordt er op aangedrongen zich die rijkdom eigen te maken die nooit afneemt maar steeds aangroeit en waarvan de vreugde hem te bezitten in evenredigheid toeneemt.
Deze goederen kan men niet verdelen. Kan men de lucht verdelen? De zonneschijn? Kan men de regen verdelen als ze met bakken uit de hemel komt storten? Het woord verdelen is in het rijk van de geest helemaal niet op zijn plaats. Men kan maar één ding: verzamelen in de innerlijke bewustheid en daaruit zijn geluk schenken aan allen die het hebben willen. Hoe meer men uit die bron schenkt, des te meer welt ze.
Ik herinner mij een eenvoudig voorval uit mijn jeugd dat een grote indruk op mij maakte. Ik zal misschien vijf jaar geweest zijn. Mijn moeder had een yoghurtplantje gekregen van een nicht uit E. Het zag er uit als een miniscuul bloemkooltje. Zij moest het zeer rein houden en het werd in een witte kom geplaatst waarin melk werd gegoten. Daarna werd het met een witte doek afgedekt. Ik vond het nogal geheimzinnig, omdat mij er verder niets van gezegd werd. En terwijl het plantje zijn werk deed, groeide het tegelijkertijd tamelijk snel. Je kon het weer wegschenken, als je maar zorgde dat er een weinig overbleef. Het gevolg was dat na korte tijd de hele buurt een yoghurtplantje had.
Later heb ik daaraan moeten denken als er sprake was van de zuurdesem van de geest, waarvan een weinig in het vat met meel het hele vat doorgistte. Daarom: het is niet te verdelen, maar het vermeerdert zich eenvoudig, indien dit wonderbare leven eenmaal in de ziel wakker geworden is. Het kostelijke is, dat zonder nu direct broeder en vader naar den bloede behoeven te zijn, al het geschonkene in de levenseenheid vervat blijft. Aldus ontstaat een geestverwantschap en van verdelen is geen sprake. Ieder kan zoveel nemen als hij wil en... dragen kan.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=VOP8X8QR
Wie zijn mijn broeder en wie is mijn vader? Naar den bloede? Of naar de geest? In het geestelijk leven heeft men slechts één vader. Niet naar het uiterlijke leven, dat vol spanningen is en tegenstellingen en verdeeldheden. Niet naar het hebben en het houden en het elkander een erfdeel betwisten met de levenslange gevolgen van dien. Niet naar de afgunstige blikken van het elkander benijden en het elkander niet gunnen. In die verdeeldheden ligt de grondslag voor familieveten en broederhaat. Immers geen haat is groter en duurzamer dan die onder bloedverwanten. Het zijn met recht de stemmen van het bloed die elkander willen overheersen en overschreeuwen. O nee, Jezus geeft zich aan die wereld niet gewonnen en bezit daarin geen enkele macht en kan dat ook niet willen.
Hij is geen verdeler en heeft niets te verdelen. Zijn bezittingen nemen niet af, terwijl men er meer van neemt. Hoe meer, hoe liever. Hij verzamelt immers en verstrooit niet. Wat hij verzamelt blijft zijn eenheid behouden en men kan eigenlijk aan die eenheid niets toe- of afdoen. Het verzamelen is hier een zich meer en meer bewust worden van de onmetelijke schatten die voor de mens zijn weggelegd.
Waarom zou hij dat land niet binnengaan? Waarom niet ophouden zich beangst en ongerust te maken over dingen die men na een luttel aantal jaren toch niet mee kan nemen? Hoeveel te meer wordt er op aangedrongen zich die rijkdom eigen te maken die nooit afneemt maar steeds aangroeit en waarvan de vreugde hem te bezitten in evenredigheid toeneemt.
Deze goederen kan men niet verdelen. Kan men de lucht verdelen? De zonneschijn? Kan men de regen verdelen als ze met bakken uit de hemel komt storten? Het woord verdelen is in het rijk van de geest helemaal niet op zijn plaats. Men kan maar één ding: verzamelen in de innerlijke bewustheid en daaruit zijn geluk schenken aan allen die het hebben willen. Hoe meer men uit die bron schenkt, des te meer welt ze.
Ik herinner mij een eenvoudig voorval uit mijn jeugd dat een grote indruk op mij maakte. Ik zal misschien vijf jaar geweest zijn. Mijn moeder had een yoghurtplantje gekregen van een nicht uit E. Het zag er uit als een miniscuul bloemkooltje. Zij moest het zeer rein houden en het werd in een witte kom geplaatst waarin melk werd gegoten. Daarna werd het met een witte doek afgedekt. Ik vond het nogal geheimzinnig, omdat mij er verder niets van gezegd werd. En terwijl het plantje zijn werk deed, groeide het tegelijkertijd tamelijk snel. Je kon het weer wegschenken, als je maar zorgde dat er een weinig overbleef. Het gevolg was dat na korte tijd de hele buurt een yoghurtplantje had.
Later heb ik daaraan moeten denken als er sprake was van de zuurdesem van de geest, waarvan een weinig in het vat met meel het hele vat doorgistte. Daarom: het is niet te verdelen, maar het vermeerdert zich eenvoudig, indien dit wonderbare leven eenmaal in de ziel wakker geworden is. Het kostelijke is, dat zonder nu direct broeder en vader naar den bloede behoeven te zijn, al het geschonkene in de levenseenheid vervat blijft. Aldus ontstaat een geestverwantschap en van verdelen is geen sprake. Ieder kan zoveel nemen als hij wil en... dragen kan.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=VOP8X8QR
Reacties