weinig arbeiders 3

Dus de oogst is wel groot, onuitputtelijk groot en een ieder neme naar zijn believen en worde daardoor zelf tot uitzend-antenne, d.i. arbeider. En nog steeds is de klacht actueel dat er zo weinig arbeiders zijn. De bitterheid in het leven ligt niet in de teleurstellingen en ontgoochelingen, die een mens somtijds moet verduren. Deze vallen geheel in het niet bij het besef en het ondervinden dat er maar heel weinig mensen zijn, ook al trekken zij in grote massa's op, die deel willen hebben aan het waarachtig ene leven. Hoe weinig kan men doen met alles wat men zou willen. Het is een besef dat men eenvoudig met een positieve gelatenheid, blijmoedig en zo mogelijk stralend, heeft te erkennen, maar dat tegelijk in zich de nooit eindigende zekerheid bevat: arbeider te zijn is voor eeuwig arbeider te blijven.
Niet zo eenvoudig is het de Heer te bidden, dat hij arbeiders zal zenden tot de oogst. Het is zeer moeilijk zo niet onmogelijk. Weet hij zelf dan niet - bij wijze van spreken - wat de verlaten mensheid nodig heeft? Wat betekent het hem daartoe aan te zetten door het gebed? Moeten we veronderstellen, dat hij niet weet wat een mens behoeft en dat we hem daaraan moeten herinneren? Dat is toch onmogelijk. Of is het misschien zo dat wij zelf eerst moeten zorgen dat we deel krijgen aan de wijngaard en dus arbeiders moeten worden?

Dat in de arbeid vanzelf begrepen is het werkzaam zijn door te zijn wie we zijn. Anders krijgen we weer die opgelegde plichten om onze naaste attent te maken, zo mogelijk met de voet tussen de deur, op wat ze allemaal missen, indien ze die weg niet gaan. Maar dat is immers waardeloos. Indien iemand zelf niet wil of een afkeer heeft, helpt het niet de Heer te bidden dat hij een arbeider wordt. We komen dan zonder er erg in te hebben, op dat vlak der bekeringen en zitten daartoe een ander op zijn huid. Gaan we niet de veilige weg, als een ieder die van goede wil is maar zorgt, dat hij zijn eigen weg aflegt en zijn eigen straatje schoon houdt? Dat de mensheid liefde nodig heeft en verlossing, is vóór alles nodig en waar. Wat let ons die liefde te schenken als we erover beschikken en dit in een vorm te doen van gebed? Niet dat de Heer erom gesmeekt moet worden, maar dat wij zelf van een zodanige uitstraling kunnen worden dat deze bevrijdend werkzaam is.

Bloemen bloeien overal en ze willen niet eens dat er speciaal naar ze gekeken wordt. Het is of ze het aan de mensen zelf overlaten wat die van hen vinden en of die er een behagen in scheppen. Een mens is een moeilijk ding om behagen in te scheppen, zelfs al dringt hij zich in niets, ook niet in zijn eigenwijsheid op. Het hoogste dat we ons kunnen voorstellen op deze weg te bereiken, is eenvoudig te zijn en door te zijn mogelijkerwijze ook voor anderen te doen als van-zelf. Daarom is het dan ook zeker dat Jezus zegt: niet de mens zult ge vragen, maar de Heer. Maar wie is de Heer? Natuurlijk God, dat weet ik ook wel. Maar wat is de Heer als God. Een beeld? Een imaginatie? Een gedachte? Een noodzakelijke aanschaffing? Zo in de zin van Pascal: indien er geen god was, dan moesten we er een maken?
En hoe moeten we de Heer bidden dat hij meer arbeiders zendt? Jezus is toch geen dominee. Het is in ieder geval een veel humanere opvatting dan dat de Heer vernietiging zendt over de ongelovigen en de ketters.


Barend van der Meer

De uitgesproken woorden:

http://www.megaupload.com/?d=PI43YUEB

Reacties

Populaire posts van deze blog

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS

BEET VAN BEWUSTZIJN