weinig arbeiders 4
Zou het zo zijn dat we, indien we dit bidden, het zelf mogelijk maken? En dat de Heer de innerlijke, geestelijke gestalte is van de arbeider, die zich deze gestalte heeft verworven? Bestaat het werken in de wijngaard niet daaruit dat we deel hebben aan de wereld van het licht en uit dat licht werkzaam zijn onze medemensen op te wekken tot het binnengaan van het koninkrijk, dat niet van deze wereld is?
Maar moet je het dan zelf ook niet eerlijk kennen en niet doen alsof en daar onze medemensen als met een droom op vergasten? Want het rijk is een rijk van kracht en doordringend vermogen. Het werkt aanstekelijk, nog meer in de onzichtbare wereld dan in de zichtbare. Zijn wij die Heer niet in wezen zelf? Of liever: is het niet de vorm der levenseenheid in ons waardoor we die levenseenheid beleven kunnen en waardoor onze persoonlijke belangen geheel ondergeschikt geworden zijn aan dat ene aloverheersende belang van het koningschap?
Ik zou dit wel eens goed uit willen praten. We zitten maar altijd met de Heer die we lastig vallen door ons bidden. En we kunnen niet meer bidden. Is de Heer niet een oneindig centrum van licht en kracht en liefde waaruit wij alles betrekken kunnen wat wij willen en goed dunken, onder de voorwaarde dat wij zelf over die kracht en dat licht en die liefde in ons de beschikking hebben en die natuurlijk niet te vergelijken is met de oorsprong ervan. Want de oorsprong des Heren is gelijk de zon en ons bezit van zonnekracht is slechts een klein vonkje in de haard. Het wonderlijke is dat we het geestesvonkje kunnen aanblazen tot een vlam. Dit zal wel betekenen dat het innerlijk vuur zozeer onze naaste aansteekt - wijl wij hier op aarde op dezelfde golflengte leven - dat velen onzer medemensen ook verlangen krijgen er deel van uit te maken en medewerker en medearbeider te worden.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=CH52Y7QO
Maar moet je het dan zelf ook niet eerlijk kennen en niet doen alsof en daar onze medemensen als met een droom op vergasten? Want het rijk is een rijk van kracht en doordringend vermogen. Het werkt aanstekelijk, nog meer in de onzichtbare wereld dan in de zichtbare. Zijn wij die Heer niet in wezen zelf? Of liever: is het niet de vorm der levenseenheid in ons waardoor we die levenseenheid beleven kunnen en waardoor onze persoonlijke belangen geheel ondergeschikt geworden zijn aan dat ene aloverheersende belang van het koningschap?
Ik zou dit wel eens goed uit willen praten. We zitten maar altijd met de Heer die we lastig vallen door ons bidden. En we kunnen niet meer bidden. Is de Heer niet een oneindig centrum van licht en kracht en liefde waaruit wij alles betrekken kunnen wat wij willen en goed dunken, onder de voorwaarde dat wij zelf over die kracht en dat licht en die liefde in ons de beschikking hebben en die natuurlijk niet te vergelijken is met de oorsprong ervan. Want de oorsprong des Heren is gelijk de zon en ons bezit van zonnekracht is slechts een klein vonkje in de haard. Het wonderlijke is dat we het geestesvonkje kunnen aanblazen tot een vlam. Dit zal wel betekenen dat het innerlijk vuur zozeer onze naaste aansteekt - wijl wij hier op aarde op dezelfde golflengte leven - dat velen onzer medemensen ook verlangen krijgen er deel van uit te maken en medewerker en medearbeider te worden.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
http://www.megaupload.com/?d=CH52Y7QO
Reacties