van twee tot een 5
In het: 'Maak twee tot een' moet noodwendig het vermogen tot herkennen van elkander werkzaam zijn, zonder dat men nu maar direct in elkanders armen valt. Het zou wel eens kunnen zijn, dat hierin juist het element der vervreemding werkt, zodat men elkander weer kwijt raakt waardoor ieder zijns weegs gaat. Het element der vervreemding is de functie van de ouroboros, de slang als chaos-aspect, die alles in zijn greep tracht te houden wat de mensenzielen vermag te onderwerpen.
Der Mouw vergelijkt deze onverbiddelijke macht met een kruisspin, die de mensen inhult en inwikkelt en voortdurend beangstigt, zodat men zich de eigenlijke, innerlijke eenheidswaarde niet meer bewust is:
... 'Vergeven wil ik hem, die heeft geweven van goed en kwaad het verraderlijke web en - kruisspin - zelf zijn giftige scharen zet in de angstige ziel, ondanks haar smartelijk beven'.
Daarom is de herkenning nodig in de betrekking man-vrouw. Herkenning die tot vertrouwen leidt, tot zekerheid en angstloosheid. Maar nooit macht en onderworpenheid. Man en vrouw zijn de vertegenwoordigers van alle tegenheden en zij bezitten niettemin in zich, juist in de functie der herkenning, de glans van het 'verloren paradijs'. Daarom vragen gelieven zich: 'Ben ik één met jou?' Deze eenheid handhaaft zich ondanks alle ontgoocheling. 'Ik ben het Zelf in u, gij zijt het Zelf in mij.'
Hierin ligt het mysterie van de een-heid. De mens die zichzelf wordt en blijft, waarin zich 'de weg' doet kennen, zal noodwendigerwijze gaan doen wat hier verlangd wordt. Dit 'doen' wordt een daad van ogenblik tot ogenblik. Daarom is deze weg als geen weg. Een weg wijst een bestemming aan, een doel, een te bereiken hoogte of wat dan ook. Een weg houdt een belofte in die naar de toekomst leidt. Maar het zichzelf zijn van ogenblik tot ogenblik is veel meer dan een belofte. Het is niet meer een uitzien naar beloning. Het is de directe vervulling van het leven in het nu. Alles wat de mens is, is hij altijd nu.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Der Mouw vergelijkt deze onverbiddelijke macht met een kruisspin, die de mensen inhult en inwikkelt en voortdurend beangstigt, zodat men zich de eigenlijke, innerlijke eenheidswaarde niet meer bewust is:
... 'Vergeven wil ik hem, die heeft geweven van goed en kwaad het verraderlijke web en - kruisspin - zelf zijn giftige scharen zet in de angstige ziel, ondanks haar smartelijk beven'.
Daarom is de herkenning nodig in de betrekking man-vrouw. Herkenning die tot vertrouwen leidt, tot zekerheid en angstloosheid. Maar nooit macht en onderworpenheid. Man en vrouw zijn de vertegenwoordigers van alle tegenheden en zij bezitten niettemin in zich, juist in de functie der herkenning, de glans van het 'verloren paradijs'. Daarom vragen gelieven zich: 'Ben ik één met jou?' Deze eenheid handhaaft zich ondanks alle ontgoocheling. 'Ik ben het Zelf in u, gij zijt het Zelf in mij.'
Hierin ligt het mysterie van de een-heid. De mens die zichzelf wordt en blijft, waarin zich 'de weg' doet kennen, zal noodwendigerwijze gaan doen wat hier verlangd wordt. Dit 'doen' wordt een daad van ogenblik tot ogenblik. Daarom is deze weg als geen weg. Een weg wijst een bestemming aan, een doel, een te bereiken hoogte of wat dan ook. Een weg houdt een belofte in die naar de toekomst leidt. Maar het zichzelf zijn van ogenblik tot ogenblik is veel meer dan een belofte. Het is niet meer een uitzien naar beloning. Het is de directe vervulling van het leven in het nu. Alles wat de mens is, is hij altijd nu.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties