16-1-62 veraf en dichtbij
Er is ook nog een ander pad, langs de bloeiende gele mosterd, langs erwtenbloesem en weelderige groene tarwevelden. Dat pad wordt weinig gebruikt en het is er prettig wandelen.
Het was een mooie avond; de zon ging onder achter de bomen. Op dat pad was je overal ver vandaan. Al lagen rondom dorpjes verspreid, toch was je ver van alles verwijderd en kon niets je naderen. Dit lag buiten ruimte, tijd en afstand. Je was ver weg, in de een of andere onbekende wereld zonder afmetingen. Je was ver weg, onmetelijk ver, terwijl de bomen, de gele bloemen en de korenaren verbazend dichtbij waren, dichterbij dan je gedachten, wonderlijk vol leven, met een intensiteit en schoonheid die nooit zouden kunnen verwelken.
Liefde, dood en schepping waren een feit, een feitelijke werkelijkheid. Evenals het lichaam dat onder de boom aan de oever van de rivier verbrandt werd. De boom, het vuur en de tranen waren echt, waren onomstotelijke feiten, maar ze waren zowel feiten uit het bekende als het vrij zijn van het bekende. In die vrijheid zijn deze drie onafscheidelijk. Maar je moet heel ver gaan en toch heel dichtbij zijn.
De maan wierp nu donkere en haast doorzichtige schaduwen en de geur van de nacht werd dieper. Voorbij de bocht in het pad lag de rivier. Ze leek van binnenuit verlicht door duizend kaarsen. Het licht was zacht, van zilver en bleek goud en volslagen stil, door de maan betoverd.
De tijd was blijven stilstaan en samen met Liefde en dood was er schoonheid. Op de nieuwe bamboebrug liep niemand, zelfs geen hond. Het riviertje was vol sterren.
Krishnamurti
Het was een mooie avond; de zon ging onder achter de bomen. Op dat pad was je overal ver vandaan. Al lagen rondom dorpjes verspreid, toch was je ver van alles verwijderd en kon niets je naderen. Dit lag buiten ruimte, tijd en afstand. Je was ver weg, in de een of andere onbekende wereld zonder afmetingen. Je was ver weg, onmetelijk ver, terwijl de bomen, de gele bloemen en de korenaren verbazend dichtbij waren, dichterbij dan je gedachten, wonderlijk vol leven, met een intensiteit en schoonheid die nooit zouden kunnen verwelken.
Liefde, dood en schepping waren een feit, een feitelijke werkelijkheid. Evenals het lichaam dat onder de boom aan de oever van de rivier verbrandt werd. De boom, het vuur en de tranen waren echt, waren onomstotelijke feiten, maar ze waren zowel feiten uit het bekende als het vrij zijn van het bekende. In die vrijheid zijn deze drie onafscheidelijk. Maar je moet heel ver gaan en toch heel dichtbij zijn.
De maan wierp nu donkere en haast doorzichtige schaduwen en de geur van de nacht werd dieper. Voorbij de bocht in het pad lag de rivier. Ze leek van binnenuit verlicht door duizend kaarsen. Het licht was zacht, van zilver en bleek goud en volslagen stil, door de maan betoverd.
De tijd was blijven stilstaan en samen met Liefde en dood was er schoonheid. Op de nieuwe bamboebrug liep niemand, zelfs geen hond. Het riviertje was vol sterren.
Krishnamurti
Reacties