2-2-62 de grote wolk
Tegen de avond waren er aan de horizon enorme wolken. Eén was er heel grillig van vorm, ze had geen kleur, ze was wit en tegen die witte achtergrond beschreven vier gieren cirkels in de lucht, zonder een enkele beweging van hun vleugels. Eén ervan wilde niet buiten het midden van die enorm grote wolk gaan; hij cirkelde eindeloos rond, maar wilde niet buiten de grenzen gaan die hij zichzelf gesteld had. Hij bleef daar maar, twintig minuten. De anderen trokken verder, maar die in het midden bleef nog. Het ging met zoveel gemak, het was een moeiteloos bewegen in alle vrijheid. Je bleef ernaar kijken zolang het duurde, die donkere vogel tegen die enorm witte wolk.
Er waren er veel in de lucht, die zonovergoten middag, maar deze ene hield je aandacht gevangen. Je was daar in die tuin, maar je was datgene dat daar moeiteloos rondvloog, met die indrukwekkende wolk op de achtergrond.
Je was alles en toch niets. Omdat je niets was, was je alles.
Later op de avond was die immense wolk zacht rozerood en van een zuiverheid die zich aan het oog onttrok. Ze nam nu de kleur van de ondergaande zon aan, maar niet overal, er waren nog die witte rondingen en hier en daar een zweem van zwart of roodbruin. En er was schoonheid.
Op de weg was drukte en bedrijvigheid, rook en lawaai; er werden lappen witte stof en vruchten verkocht. En dan was daar die wolk, die de stad omspande met stilte en immensiteit.
Krishnamurti
Reacties