26-1-62 het jongetje

In de ochtend begonnen de wolken zich te vormen. Tegen de avond was de hemel donker en zat er regen in de lucht.
Die avond liepen veel kinderen over de weg langs het huis. Allemaal vuil, in lompen, met kapotte schoenen of op blote voeten. Er waren er een paar die glimlachten, maar de rest was ernstig, treurig en had het koud.

Een kleine jongen speelde met een stukje van een ijzeren tafel. Hij had het aan een touw met een stel knopen erin. Telkens zette hij het op een rennen, met het touw vast in zijn hand, dat dan met het stukje buis achter hem aan kwam. Hij keek over zijn schouder om te zien of het met hem meeging en iedere keer als hij omkeek was hij blij als hij zag dat het er nog was; dan lachte hij, praatte ertegen en rende weer verder. Hij was donker van huid, mager door voedselgebrek en om zijn hoofd droeg hij een vuile lap. Zijn blik was heel ver afgedwaald en zou nooit terugkeren. Ze zouden altijd arm zijn, altijd zwoegen en altijd honger hebben. Ze zouden sterven zonder veel weerstand te bieden en ze zouden in ellende leven, onontwikkeld en niet te redden. Ze lachten zelden en hun ogen stonden nooit vrolijk.

Het was een treurige wereld en het begon te miezeren. Het sloeg het stof neer, dat overal in doordrong. Het spoelde de bladeren schoon en droeg de zoete geur aan van regen op verdroogde aarde.
En nu was de regen die deze nacht zou vallen, echt constant geworden. De kleine jongen met het touw was niet meer op de weg.


Krishnamurti

Reacties

Populaire posts van deze blog

de golf en de oceaan

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS