31-8-61 de dood
Op dat pad in het bos viel een geel blad; voor sommige bomen was de herfst gekomen. Het was één enkel blad, zonder een smet, vlekkeloos, gaaf. Het had het geel van de herfst, het was ook in de dood nog mooi; geen ziekte had het aangetast. Er heerste nog de volheid van lente en zomer; alle bladeren van die boom waren nog groen. Het was de dood in volle glorie.
De dood was aanwezig, niet in dat gele blad, maar werkelijk aanwezig, niet een onvermijdelijke, tot traditie verklaarde dood, maar de dood die er altijd is. Het was geen verbeelding, maar een realiteit die niet te verbergen was. Hij is altijd aanwezig, om iedere hoek van de straat, in ieder huis, met elke god. Hij was er in al zijn kracht en schoonheid.
Je kunt de dood niet ontlopen; je kunt hem vergeten, je kunt hem verstandelijk verklaren of geloven dat je opnieuw geboren zult worden of dat je op zult staan. Wat je ook doet, of je in een tempel of in een boek je toevlucht zoekt, hij is er altijd, op elk feest, bij alle gezondheid. Je moet met hem leven om hem te kennen; je kunt hem niet kennen als je bang voor hem bent; angst vertroebelt hem alleen maar. Om hem te kennen moet je hem liefhebben. Om met hem te leven moet je van hem houden.
Krishnamurti
Reacties