4-10-73 ruimte



Als kind zat hij vaak onder een grote boom bij een vijver waarin lotusbloemen groeiden; ze waren paars en geurden sterk. Vanuit de schaduw van die omvangrijke boom keek hij gewoonlijk naar die kleine dunne slangetjes en de kameleons, de kikkers en de waterslangen. Het was een aangename plek onder de boom, bij de rivier en de vijver. Alles leek zo ruimtelijk en de boom schiep hierin zijn eigen ruimte.
Alles heeft ruimte nodig. Al die vogels op telegraafpalen, die op een stille avond zo keurig op een rij zitten, geven de ruimte van de hemel vorm.

De ruimte die het denken schept, is meetbaar en daardoor begrensd; culturen en religies zijn haar scheppingen. De geest is boordevol gedachten en wordt door het denken gevormd; haar bewustzijn is de structuur van denken en hierin bestaat weinig ruimte. Deze ruimte is de beweging van de tijd, van hier naar daar, van het centrum naar de periferie van bewustzijn, bekrompen of ruim. De ruimte die het centrum zelf schept, is haar eigen gevangenis. Haar relaties komen vanuit die beperkte ruimte tot stand, maar er moet ruimte zijn om te leven; die van de geest maakt leven onmogelijk. Leven binnen de enge begrenzing van het centrum betekent strijd, pijn en verdriet en dat is geen leven. Identificatie met de bomen, met een ander of met een formule, is het produkt van denken in haar verlangens naar bescherming, veiligheid. De waarnemer maakt onderscheid, een afstand tussen hemzelf en dat wat is: hieruit ontstaan conflict en verdriet. De transformatie van dat wat is vindt alleen plaats als er geen scheiding is, geen tijd, tussen degene die ziet en wat gezien wordt. Liefde kent geen afstand.

Er was die morgen een lange, dunne, groene slang; hij was teer en bijna onzichtbaar tussen de groene bladeren; hij zou daar blijven liggen, wachtend en spiedend. Het grote hoofd van de kameleon was zichtbaar; hij lag op een tak; verandere menigmaal van kleur.


Krishnamurti

Reacties

Populaire posts van deze blog

de golf en de oceaan

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS