de vogels en de slang



Het was een betoverende avond. De toppen van de heuvels lagen in de gloed van de ondergaande zon en op het pad dat het dal doorkruiste namen vier spechten een bad in het zand. Met hun spitse snavels schoven ze wat zand onder zich, drukten zich daar met fladderende vleugels dieper in en begonnen dan hetzelfde spel opnieuw; hun kleine kuifjes wipten voortdurend op en neer. Ze riepen naar elkaar en vermaakten zich kostelijk. Om hen niet te storen gingen wij naast het pad lopen in het korte, stevige gras dat was opgekomen na de regens van de laatste tijd; en daar, op een afstand van nog geen meter, lag een indrukwekkend grote geelachtige slang met een gladde, kleurig getekende kop, die er wreed uitzag. Hij had teveel aandacht voor de vogels om zich door ons te laten storen; zijn zwarte ogen tuurden onbeweeglijk en zijn donkere, gespleten tong schoot telkens vliegensvlug naar buiten.

Haast onmerkbaar bewoog hij in de richting van de vogels, zijn geschubde buik schoof geluidloos over het gras. Het was een cobra en hij ademde de sfeer van de dood. Gevaarlijk maar mooi glansde hij in het afnemende licht; hij moest pas kort geleden zijn oude huid hebben afgelegd.
Plotseling vlogen de vier vogels krijsend op en toen zagen we iets heel ongewoons: een cobra die zich ontspande. Hij was zo belust geweest, zo gespannen, en nu leek hij bijna levenloos, één met de aarde - maar een seconde  later alweer dodelijk. Hij bewoog zich met gemak en tilde alleen even de kop op toen wij een licht geluid maakten, maar er was hem een merkwaardige stilte eigen, de stilte van de angst en van de dood.


Krishnamurti

Reacties

Populaire posts van deze blog

NIETS ZIJN

KARMA NEMESIS

BEET VAN BEWUSTZIJN