Goddelijk
Jezus zeide: Waar er drie goden zijn, zijn zij goden; waar er twee zijn of een, ben ik met hen.
Goden waren die mensen waaraan Gods woord was geschied. Dit is een gebeurtenis waarin de mens het stempel Gods ontvangt, geïmpregneerd wordt met de goddelijke naam, waardoor hij wordt tot een levende ziel. Dit brandmerk, eens ontvangen, kan hij nooit meer verliezen en stelt hem in staat het eeuwige leven van het vergankelijke te onderscheiden. De mens is geen god. Hij is nooit god en zal dit ook niet kunnen zijn. Ook indien de levende God in hem geboren is, is zijn leven toch een voortdurend 'stirb und werde' Hij leeft de dood en sterft het leven. Juist daaruit komt de onuitsprekelijke vreugde van het verlossende leven voort.
Indien iemand zich als een god gevoelen zou, zou hij geen iemand meer zijn. Hij zou dus iets geworden zijn dat niet meer aanwijsbaar is. Dat betekent in de ogen van allen en iedereen dat hij niets meer is. Zo in de zin van Henoch: hij wandelde met God en was niet meer. Dit is die merkwaardige paradox die ook in het evangelie zo vaak voorkomt. Namelijk dat God niet aanwijsbaar is. Een mens kan een belevenis hebben die hem geheel van zich zelf bevrijdt. Terwijl hij er toch is. Zich geheel verliezend en er toch zijn. Zijn leven weg te schenken en toch te leven. Zijn ziel verliezend en niettemin bezield zijn. Maar daarmede is hij nog altijd geen god.
Wie heeft - in de zee zwemmend - niet eens een druppel zeewater geproefd of zelfs een hele mondvol. De hele zee is in de druppel, in de hele mondvol. Hij proeft de grote oceaan, maar daarom hij is de oceaan nog niet. Aldus kan de mens zich ook door ervaring geworteld weten in God. Dan heeft hij zijn huis op een steenrots gebouwd. Het is de belevenis van 'Ik ben die Ik ben' en daarin schittert het eeuwige licht. Aldus wordt het ware Ik tot een verborgen kleinood, een edelsteen waarvan de facetten geslepen worden door alles wat de mens in zijn leven beleeft. Alles kan dienstbaar gemaakt worden aan dit slijpingsproces in het eigen stof. Indien dan het licht Gods opkomt treft een zijner stralen de geslepen facetten. Dan wordt het licht op de berg ontstoken. Waar er twee zijn of een, daar ben ik met hen. Als twee verenigd zijn in het 'Ik-ben' is de Zoon de bevestiging van beide.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden:
Reacties
In de innerlijke rust van de ziel is het immers of alles tot weerspiegeling wordt. Moge het meer en meer licht wezen dat zich in uw diLpe ziel weerspiegelt.
Mooi dat u mijn werk daarmee onder de aandacht houdt.
Ben u daar zeer erkentelijk voor.
Veel zegen en volharding
BvdM