innerlijke revolutie afsluiting
Want 'de wereld' is een ontzaglijk vermogen dat met sterke ketenen ons wil boeien en onderwerpen en bedreigen op zulk een geraffineerde en uitgeslapen wijze dat het zijn weergave niet heeft. En toch valt dit alles in duigen en wordt gedwongen zich geheel en al in alle puin en verwarring, in alle opstandigheid en strijd, te onderwerpen aan de macht van de geest die in ons is en zijn oorsprong heeft in dat wat wij zelf zijn.
Zodra wij de Godsliefde in ons toelaten, die liefde die niet meer zichzelf zoekt, die niet bang is te verliezen, ja, die niet verliezen kan, omdat het 'geweld' ervan alle driften aan banden weet te leggen, om te zetten tot innerlijke kracht en van het dier gedaan weet te krijgen dat het zich laat temmen en zich voor de ploeg laat spannen, inderdaad om 'hand- en spandiensten' te verrichten.
Alles zal gehoorzamen aan die wil Gods die zich in de mens als iets oer-eigens kan manifesteren indien hij dat met alle kracht en geheel zijn hart en ziel, met geheel zijn geest wil.
Dat heeft tot gevolg de z.g. uitverkorenheid omdat hijzelf het is die het kleinood aan te bieden heeft in naam van de hoogste orde, vrijheid en vrede. Wat alles niet wegneemt dat hij steeds de machten der vergankelijkheid ontmoeten zal waarvoor hij waakzaam moet zijn, van dag tot dag, van ogenblik tot ogenblik, zonder zijn mildheid en zelfbegrip, zonder zijn medegevoel en mededogen voor zijn medemensen te verliezen.
De mens, de eerste, werd gezegd, dat hij niet zou eten van de boom der kennisse van goed en kwaad. Dat is de boom der tweeheid die de dood in zich bergt omdat er van het ogenblik af dat hij daarvan at een nieuwe onderscheiding nodig was voor een nieuwe wijze van kennen.
Dat heette zijn val, want de mens werd niet alleen verwikkeld in de tweeheid man en vrouw, maar in het beginsel dat leidde tot de veelheid met al haar verstrengelingen.
Hijzelf was het die deze keuze deed en nog altijd doet. De ontwikkeling in de veelheid is een verlies. Niet alleen dat hij geen heerschappij over haar kan hebben zonder de eenheid, maar omdat hij zelf in die mate tot prooi van de chaos wordt dat hij daardoor de oorspronkelijke eenheid ging vergeten. Want nu wilde hij alles weten, ovegeleverd aan de libido sciendi, de hartstocht van het weten-willen, dat de mensen rusteloos maakt. Want hij houdt niet op met wegen en meten en waarnemen, ofschoon er toch altijd die mogelijkheid blijft tot terugkeer. Want in de eenheid die hij verlaten heeft is geen weten van de veelheid. Er is alleen maar een beleven.
Het koninkrijk der hemelen, dat binnen in ons is, kent geen enkele tegenstelling en kan daardoor niet geweten worden. Daarom kan het verstand ons niet de weg naar wijzen.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Zodra wij de Godsliefde in ons toelaten, die liefde die niet meer zichzelf zoekt, die niet bang is te verliezen, ja, die niet verliezen kan, omdat het 'geweld' ervan alle driften aan banden weet te leggen, om te zetten tot innerlijke kracht en van het dier gedaan weet te krijgen dat het zich laat temmen en zich voor de ploeg laat spannen, inderdaad om 'hand- en spandiensten' te verrichten.
Alles zal gehoorzamen aan die wil Gods die zich in de mens als iets oer-eigens kan manifesteren indien hij dat met alle kracht en geheel zijn hart en ziel, met geheel zijn geest wil.
Dat heeft tot gevolg de z.g. uitverkorenheid omdat hijzelf het is die het kleinood aan te bieden heeft in naam van de hoogste orde, vrijheid en vrede. Wat alles niet wegneemt dat hij steeds de machten der vergankelijkheid ontmoeten zal waarvoor hij waakzaam moet zijn, van dag tot dag, van ogenblik tot ogenblik, zonder zijn mildheid en zelfbegrip, zonder zijn medegevoel en mededogen voor zijn medemensen te verliezen.
De mens, de eerste, werd gezegd, dat hij niet zou eten van de boom der kennisse van goed en kwaad. Dat is de boom der tweeheid die de dood in zich bergt omdat er van het ogenblik af dat hij daarvan at een nieuwe onderscheiding nodig was voor een nieuwe wijze van kennen.
Dat heette zijn val, want de mens werd niet alleen verwikkeld in de tweeheid man en vrouw, maar in het beginsel dat leidde tot de veelheid met al haar verstrengelingen.
Hijzelf was het die deze keuze deed en nog altijd doet. De ontwikkeling in de veelheid is een verlies. Niet alleen dat hij geen heerschappij over haar kan hebben zonder de eenheid, maar omdat hij zelf in die mate tot prooi van de chaos wordt dat hij daardoor de oorspronkelijke eenheid ging vergeten. Want nu wilde hij alles weten, ovegeleverd aan de libido sciendi, de hartstocht van het weten-willen, dat de mensen rusteloos maakt. Want hij houdt niet op met wegen en meten en waarnemen, ofschoon er toch altijd die mogelijkheid blijft tot terugkeer. Want in de eenheid die hij verlaten heeft is geen weten van de veelheid. Er is alleen maar een beleven.
Het koninkrijk der hemelen, dat binnen in ons is, kent geen enkele tegenstelling en kan daardoor niet geweten worden. Daarom kan het verstand ons niet de weg naar wijzen.
Barend van der Meer
De uitgesproken woorden
Reacties